Zuid Afrika met kinderen reisverhaal

Tanzania en Zanzibar met kinderen reisverhaal

Tanzania en Zanzibar met kinderen reisverhaal (juli 2005)

Door de familie Van der Mark (volg onze facebookpagina!)

Hoe kan iets soms gaan. In de herfst van 2003 liep ik in de stad van Den Haag en had ineens de enorme behoefte om naar een “Afrikaans winkeltje” te gaan, om te zwijmelen over Afrika. Het klinkt ongelofelijk, maar nog geen vijftig meter verder zie ik in een zijstraat aan een zonnescherm Afrikaanse houten mobiles hangen. Ik stap het winkeltje binnen en kom in een El Dorado. Vol met spullen uit Afrika, muziek aan en een meneer die achter de toonbank met een thermoskan koffie en de krant zit. We raken aan de praat. Het is zijn winkel en hij doet het “erbij”, omdat hij het leuk vindt en omdat hij de mensen persoonlijk kent die de spullen gemaakt hebben. Hij blijkt een huis op Zanzibar te hebben waar hij elk jaar met zijn gezin naar toe gaat. We hebben zo’n  anderhalf uur staan praten. Jeetje!!!

Met kerst kom ik er weer, om kerstkadootjes te kopen en geloof het of niet: ik verlaat de winkel met het aanbod om de zomer van 2005 in zijn huis op Zanzibar door te brengen! Hij geeft tips voor een safari op het vaste land en we komen bij hen thuis om de laatste dingen door te spreken; zij komen meteen de weken na ons in het huis. Op 3 juli 2005 is het dan na lang wachten eindelijk zover: we vliegen naar Tanzania, vliegveld Kilimanjaro, wat een zeer korte landingsbaan heeft. In de aankomsthal stond een man gehuld in een Masaai-deken ons op te wachten. Op het bord wat hij in zijn hand had stond “Bobby, Mr. Ellen Group”. Bobby was de eigenaar van het buro waar we de safari geboekt hadden. De man in Masaai-deken heette Casper en was onze gids. Buiten stond de jeep en toen alle bagage er in zat, reden we met een flink vaartje richting Arusha, waar we zouden overnachten in “Hotel Sinka” We namen een douche onder onze 6-stralen-douchekop en doken moe in bed. 

De volgende dag kostte het ons flink wat moeite om de Traveler cheques om te zetten in Tanzaniaanse shilling. Na vier banken in Arusha te hebben aangedaan, schoot Yussuf, medewerker van het safari-buro, ons te hulp. Zijn buurman wilde ze wel inwisselen en later onze cheques zelf naar de bank brengen. Als tegemoetkoming voor deze vertraging kregen we vier “Bobby-trekking”-t -shirts, die ik nu in 2011, nog steeds als nachthemd gebruik.

We kochten alvast buskaartjes voor de bus naar Dar-es-Salaam, voor over een week. Een vriendelijke meneer in een kantoortje met tralies, pakte uit de meest vergane ordner die ik ooit heb gezien de buskaartjes. We brachten onze spullen naar de camping (heel mooi met palmen en een zwembad) en vertrokken naar NP Lake Manyara. Het leek een droom! De prachtige omgeving: rode stofpaden door het woud, beekjes, ineens overgaand in savannes, in de verte een groep flamingo’s in het water. We stonden in de jeep, waarvan het dak open kon. Helemaal niemand anders in de buurt, alleen wij. Als eerste zagen we een bosbok, daarna tien hornbills in een boom en een impala. Ineens kwamen er vijf olifanten aan, met een jong erbij: wauw. Rogier was vervolgens door dolle heen, want daar was de eerste cheetah, waarop hij zich maanden verheugd had. Toen we terug reden naar de camping, stond er bij een laag hangende zon een groep van zo’n vijfentwintig olifanten in het gras. Achter hen nog gnoes en impala’s. We voelden ons als in de film “Out of Africa”! Maar dat was het nog niet, we kregen nog vier dikdiks, gieren, helmparelhoenderen, een dwergmangoest, groene meerkatten, een ijsvogel en een baardbekvogel.

Helemaal beduusd reden we terug naar de camping, waar we onder een overkapping aten. De maaltijd werd gemaakt door kok Peter, die ik bij ons in de jeep zat (in het begin met de eieren op schoot). Er zaten meerdere safari-groepen onder de overkapping. Ze hadden allemaal hun eigen kok bij zich en de tafels waren gedekt met Masaai-kleden. Heel gezellig. Na het eten kregen we nog zang en dans, waarbij de koks gewoon heel gemoedelijk met de afwas tussen de dansers door liepen. Toen ik in de tent lag voelde ik verrukking: morgen naar de Serengeti!!

De volgende morgen vertrokken we in alle vroegte. We maakten een flinke klim en mochten even over de rand van de Ngorongorokrater kijken, waar we later nog naar toe zouden gaan. De kinderen keken hun ogen uit! We zagen onderweg veel Masaai lopen. Ook stopten we bij een Masaaidorp waar we (tegen betaling) een kijkje mochten nemen. We waren wederom de enige toeristen, dus heerlijk. De Maasai gaven hun stokken even aan Reinier, Olivier en Rogier en daar mochten zij even mee springen. Later lieten de Masaai zelf zien hoe hoog zij kunnen springen. We keken in een van hun huizen, waar drie kamers zijn: één voor de ouders, één voor de kinderen en één voor het vee. Het huis was gemaakt van koeienmest.

We lunchten op een plekje in het hoge gras. De kinderen zaten op de motorkap van de donkergroene jeep en we kregen allemaal een plastic voorraadbakje met eten dat Peter in alle vroegte al had gemaakt. Ik zat op een steen, waanzinnig te genieten van het eten en een grote groep hoppen, die dat ook deed. En of het nog niet genoeg was, kwam er groep van acht giraffes voorbij lopen! We wisten niet wat we zagen. We waren immers nog niet eens officieel in een park.

Hoe dichter we bij de ingang (een ingang om te betalen, er staat verder geen hek omheen) kwamen, hoe meer dieren we al zagen: leeuwen, een hyena, wrattenzwijn, jakhals en zebra’s.  “Stop, riep ik naar Casper en wilde meteen gaan fotograferen. Maar hij was streng en zei dat we doorreden om straks nog veel meer te zien. ’s Avonds aten we bij een vuur, dat de kinderen met de kok hadden aangestoken. Een wandelende tak kon nog net zijn leven redden door uit de brandhaard te vluchten. Na het heerlijke eten van kok Peter, mijmerden we nog lang na in het donker. Rogier ging als eerste onder de echt Afrikaanse douche. Een rieten ronding waarboven Peter warm water uit de ketel van het vuur goot. Gewoon douchen in de openlucht. De toiletten waren ook zo: een stenen bouwwerk, met alleen metselwerk aan de onderkant, zodat je vanaf de pot eventueel nog wat wild kunt spotten.

De tweede dag  in de Serengeti kwam de grote wens van Rogier uit: cheetah’s!  Twee lagen er lekker lui onder een boom en we konden hen gemakkelijk fotograferen. We reden een stukje door om hen goed te kunnen bekijken. Ineens ging een van hen in de jachthouding staan en rende achter een Thomson gazelle aan. Na een lange spurt had hij hem te pakken. Dit vond Rogier toch eigenlijk wel weer een beetje zielig. We zagen die dag Masaai-giraffes en een leeuw op een rots. Weer een heerlijke avond bij het vuur op de volgende “camping”. Het heet camping, maar is totaal niet wat wij daaronder verstaan: tentjes en een paar Jeeps rondom vuurtjes, en af en toe een langsfietsende Masaai die de wacht houdt.

Vanuit je bed hoor je hyena’s en gnoes.

Ons volgende ontbijt aan de met Masaaikleed gedekte tafel, hadden we gezelschap van gnoes. Die zijn helemaal niet bang. We gingen op weg naar de Ngorongorokrater. Tijdens de rit zagen we kuddes en nog eens kuddes zebra’s en gnoes door elkaar. Deze twee diersoorten zie je heel vaak samen. Een eindeloze rij!Bij de ingang van de krater was het ijskoud. Nadat we bij een Masaai  een toegangsbewijs gekocht hadden, konden we de 600 meter naar beneden gaan afdalen. Dat is iets ongelofelijks!! Je ziet een enorme vlakte en de diepte, met hier en daar wat vlekken. En al rijdende naar beneden zie het steeds meer “vorm” krijgen. De witte vlek wordt een gedeeltelijk droog zoutmeer, waaruit tornadootjes van zout omhoog komen. Flamingo’s staan in het niet drooggevallen gedeelte. Gnoes,  zebra’s en wat buffels lopen op de droge grond er omheen. Twee leeuwen lagen te relaxen in de hitte. Ons gefotografeer gaf hen wel paringsdrang, dus dat staat er ook op. De wanden van de krater bestaan uit bergen.  De krater heeft een doorsnede van zo’n twintig kilometer, dus we hebben heel wat gezien. Zelfs nog witte neushoorns.

De weg omhoog was eng! Een heel smal pad waarover je dan weer omhoog klimt en de bodem steeds verder in de diepte ziet verdwijnen. Eenmaal boven reden we een stuk over de “Japanse weg” (kado van Japan), maar deze ging gelukkig snel weer over in een weg van rode aarde. Daarna ook weer een leuke camping vol bloeiende struiken en een eetzaal met een rieten dak. Onze safari zat er helaas op. Na het ontbijt reden we richting Arusha om de koffers op te halen. Onderweg deden we nog een souvenirshop aan. De kinderen zochten allemaal een beeld van een dier uit, moeders ook het een en ander. De koop leek niet door te gaan, omdat het schrikbarend duur was: 590 000 Tanzaniaanse shilling. Uiteindelijk startte Casper de Jeep en kwam de winkelier achter ons aan gerend: we mochten het “meenemen” voor 210 000.

Het regende, dus buiten zag het er niet zo vrolijk uit als anders. Bij een of ander benzinestation kwam “Bobby” ineens met zijn flitsende, witte auto aanrijden, met daarin onze koffers. Casper zou ons naar Moshi brengen. Na ongeveer een uur zette hij ons af bij Hotel Philip in Moshi, een stadje aan de voet van de Kilimanjaro, waar door het regenachtige weer jammer genoeg niets van te zien was. Tijd om afscheid te nemen van Casper. Hij omhelsde ons en toen hij als laatste Rogier op tilde, moest Casper ineens huilen! Ik ook weer een zakdoek nodig natuurlijk. We waren allemaal een beetje aan hem gehecht geraakt, ook omdat ik al die maanden voor deze reis al met hem gemaild had. Hij vroeg ons terug te komen en een ander deel van Tanzania met hem te bezoeken.  We zwaaiden hem uit. De hele avond moest ik aan hem denken en de kinderen zeiden ook dat ze Casper nu al een beetje misten. We aten in een Indiaas-Italiaans restaurant. Het was heerlijk en na een conversatie met een aantal blanke nonnen, die voor de hotel stonden, doken we het bed in.

De  volgende dag “doen” we een dagje Moshi. Bij het opstaan om zeven uur was het bewolkt en was de Kilimanjaro niet te zien. We hadden “a room with a view” zo op de Kilimanjaro. Na het ontbijt gingen we meteen een kijkje in de stad nemen. Het is een kleine stad aan de voet van de Kilimanjaro, vanwaar veel  beklimmingen van de berg beginnen. Je ziet er de alledaagse dingen: markt, winkels, fruitverkopers op straathoeken. Kortom, je kijkt je ogen ook hier weer uit. Om zes uur ’s avonds was de Kilimanjaro misschien wel even te zien, zei men. Rond die tijd waren we even op de hotelkamer om onze aankopen op te ruimen, en wie zagen we voor ons venster: juist, de Kili. Heel even maar: een besneeuwde top en bruinachtige berg daaronder. Waarschijnlijk is rond die de bewolking dan “gunstig” of zo, omdat meerdere mensen in de stad dit zeiden. Net als de avond daarvoor stond er weer een Amerikaanse non voor het hotel, toen wij op de taxi naar het restaurant wachtten. Ze deed nog  een poging ons het belang van het geloof uit te leggen, waarop de taxi meteen wegreed. De ochtend daarna waren we veel te vroeg bij het busstation. Acht uur, stond op ons buskaartje, maar het bleek dat dat de vertrektijd vanuit Arusha was. De reis ging naar Dar es Salaam en duurde acht uur. Het was een prachtige busrit die grotendeels over de Masaaivlakte ging. Vanuit het bed in ons zwaar bewaakte hotel aldaar (mannen met grote geweren), vielen we in slaap met de oproep voor de moskee, die door de stad klonk.

Naar Zanzibar!

We besloten de langzame boot te nemen. Die zou er drieënhalf uur over doen om dan in Stonetown aan te leggen. Ik zal maar meteen zeggen dat de boot er vanwege de harde wind zes-en-half uur over deed! Het was een oud passagiersschip. Wij waren (de enige) toeristen, en verplicht een eerste klas kaartje te kopen. Reinier, Olivier en Rogier vonden dit prachtig, want we hadden een enorme salon voor ons zelf. Heerlijke zacht fluwelen banken en een televisie waarop non-stop Tom en Jerry te zien waren. Maar de boot vertrok nog lang niet. Een groot deel van koopwaar wat je op Zanzibar ziet is met deze boot daar gekomen. Om maar een paar dingen te noemen die op de boot werden geladen: groenten, zakken meel, de complete inhoud van een “drogisterijvrachtwagen”, balen stro, drie auto’s, wandkasten, twee servieskasten en zo’n vijftig matrassen!! Het laden van de boot was al een belevenis op zich. Er waren een paar honderd Afrikanen aan boord, waaronder ook Masaai-gezinnen. Dit was natuurlijk wel erg leuk. We stonden buiten langs de reling te kijken en zagen na twee uur Zanzibar al! Wij optimistisch! Het duurde nog vier uur eer we er waren!

Ik kneep hem een beetje, want we zouden daar opgehaald worden door de chauffeur van “ Mamma-Naila”. Ik had verteld dat we om elf uur aan zouden komen. Bleek dat die meneer nog gewoon op de kade stond met een groot bord met mijn naam erop! Het naambord heb ik nog.

Het bleek dat hij al de hele dag bezig was; had zelfs drie uur op het vliegveld gestaan, voor het geval dat we toch nog met het vliegtuig zouden komen! Jammer dat we zijn telefoonnummer niet hadden. We deden in Stonetown wat boodschappen, op de markt en bij de Cash and Carry en daarna was het nog een uur rijden naar de oostkust. We zouden van Mama  Naila  de sleutels van het huis krijgen, dus reden we, inmiddels in het donker, over smalle weggetjes en bossen. Toen we bij het hotel van Mama Naila stopten, leek het of we in een paradijs terecht kwamen. Je hoorde het harde breken van golven op het strand en het hotel en de tuin zagen eruit als in een “safari-interieurboek”. Mama Naila had in haar tuin zelf een luxe boomhut, die als bibliotheek diende, met banken bekleed met Afrikaanse stoffen en een boekenkast vol boeken.

Na een tropisch gekleurd welkomstdrankje gingen we dan naar het huis. Tijdens de rit zat Mama Naila naast de chauffeur en gaf steeds aanwijzingen: “Gas! Insturen!” Uitgeput stapten we in de heerlijk schone bedden met een boekje. Tot ineens de generator afsloeg en we in het donker zaten. Tijd om te slapen dus. Reinier opende de volgende ochtend het luik van onze slaapkamer en riep:”Mam, het lijkt wel een droom!!” Palmbomen, wit zand en een ondiepe groene zee en pas na tweehonderd meter de echte branding.

Het huis stond aan de rand van het koraalrif! We geloofden niet dat het echt was; de kleuren, het zand bezaaid met schelpen die je alleen in boeken ziet! De kinderen hebben de hele dag op het strand gespeeld en Mama Naily kwam nog langs voor een briefing. Verder de hele dag op de ligstoelen op de veranda doorgebracht om een dag uit te rusten.

Een dag later vertrokken we al heel vroeg naar Kizimkazi, waar we zouden gaan zwemmen tussen dolfijnen. Mama Naila had een auto en chauffeur voor ons geregeld. Kizimkazi was echt een locatie uit de “onbereikbare-reizen-gids”; wit zand, een rieten restaurant, gehavende houten bootjes, palmen en een turquoise zee. We moesten zwemvliezen, duikbrillen en snorkels passen en gingen in een bootje de oceaan op, die vrij wild was. Na zo’n half uurtje varen zagen we al bootjes dobberen en mensen tussen de dolfijnen zwemmen. Wij dus ook het water in. De dolfijnen kwamen steeds boven het water uitspringen en zwommen onder je door. Rogier vond het een beetje eng. Ik eigenlijk ook, omdat hij zo in de oceaan dobberde (wel helemaal veilig in zwemvest, maar toch). Dus wij twee gingen terug en de boot en genoten daar van het kijken naar het schouwspel. Op de terugweg kwam er nog een moederdolfijn met baby een tijdje naast ons zwemmen. We stopten nog om even te snorkelen en gingen als afsluiter eten in het rieten restaurant. Het was ontzettend leuk! We reden nog naar Stonetown voor wat boodschappen en zagen op de terug weg een stuk of tien Kirk’s rode franje-apen in de bomen langs de weg! Wauw.

De komende dagen hebben we lekker rustig bij het huis doorgebracht. Omdat de eigenaar van het huis een week eerder kwam dan verwacht (toch nog een foutje in het schema), zouden we naar een huis naast het hotel van Mama Naila gebracht worden en konden daar de laatste week blijven. Het huis was totaal anders dan waar we vandaan kwamen; kale muren, één oliepit om op de koken en een wat stugge oudere man die ons rondleidde. Zijn naam was Mkuku. Toen we aankwamen stond hij al in de deuropening en hielp de koffers naar binnen dragen. Binnen een kwartier was er niets meer van de stugge man over. Mkuku zette koffie voor ons, kwam bij ons zitten en bleef maar praten, maar wij konden er helemaal niets van verstaan. We besloten die avond in het restaurant van Mama Naila’s hotel te gaan eten. We vonden het jammer dat ze er niet was, ze had een afspraak in de stad. Het eten was heerlijk. Jammer dat Mama Naila er niet was om dat te kunnen zeggen. Ineens gaan de keukendeuren open en daar komt ze zelf de keuken uit. Ze had gehoord dat we kwamen eten en stond erop zelf voor ons te koken! We liepen terug naar het huis in het licht van de maan. Hij was zo vol en groot dat hij alles een schaduw gaf.

Tijd voor boodschappen in Stone town. Vroeg in de morgen rijden we op de drukke weg richting stad. We bezoeken de markt weer en ik koop een armband bij een Masaai met een kraampje. Tussen de middag aten we warm in restaurant Malindi voor twee euro per persoon. Iedereen zit daar bij iedereen aan tafel . Een drukte van belang dus. Wij schoven aan bij een paar heren. Er zaten zelfs mensen te eten die gewoon de brommerhelm ophielden en politie-agenten hadden hun eigen plastic bakje met deksel bij zich, wat zij lieten vullen. Na het eten reden we richting Jozani-forest. Een stuk natuur op Zanzibar waar Kirk’s rode franje-apen leven. Deze aap komt alleen nog op Zanzibar voor. We gingen met een gids het bos in en zagen een enorme variëteit aan beplanting: eucaliptus, grote varens, elephant-trees, yuca’s, palmen etc. Als klap op de vuurpijl vloog er een paradijsvogel met een hele lange staart vlak voor ons langs!

Er was nog tijd om het mangrovebos te bezoeken, waar het water erg hoog stond, omdat het volle maan was. Je zag het water in snel tempo opkomen vanuit de zee, zo’n twee kilometer verderop. Boven water staken ook versteende stukken koraal uit, omdat het mangrovebos min of meer boven op het koraal groeit ( 1 meter grond met daaronder koraal). We aten ’s avonds heerlijk in het huis aan de eethoek, waarvan zowel de tafel als stoelen met koeienhuid bekleed waren. De vrouw van Mkuku kookte elke avond voor ons. Mkuku was dan met andere zaken bezig, als het wassen van zijn fiets op de binnenplaats van de keuken. Eén keer is hij met fiets en al “in” de afwasteil gevallen. Na het eten zaten we op de veranda. Het was donker. De vloed was zo op zijn hoogtepunt, dat er bijna geen strand meer was en het water zowat de veranda opliep. Ineens verscheen achter de horizon een klein oranje vlekje. Het bleek de bovenkant van de maan te zijn en binnen twee minuten zagen wij de mooiste maan ooit: heel groot, vol en oranje! Prachtig!

Al vroeg stapten we de andere dag in de taxi voor een “kruidentour”, iets waar Zanzibar bekend door is. Eerst twijfelden we hierover omdat we dachten dat het te toeristisch zou zijn. We deden het uiteindelijk toch, omdat op Zanzibar de meeste soorten kruiden ter wereld groeien. Vanaf Stone town, veranderde het landschap: rode aarde, heuvelachtig en ontzettend groen! Bij de rondleiding kwam onze gids me zo bekend voor. Het bleek de man te zijn die in een programma met Rik Felderhof ook deze kruidentour deed! Ik vroeg of hij zelf de uitzending nog gezien had en hij vertelde dat hij een videoband van Rik had gehad met daarop het programma. We begonnen bij een boom waarin de bloem van de “Chanel 5” bloeide. Heerlijk! Op een gegeven moment pakte de gids een vrucht, maakte hem open, wreef de korreltjes fijn en had…lippenstift! We zagen nog veel meer: kaneel, koriander, gember, vanille etc. Allemaal nog aan de boom of struik. Toen we bij de auto terug kwamen hadden kinderen van het dorp nog hoeden, stropdassen en zelfs een bril gevlochten van palmbladeren.

Bij thuiskomst doken we allemaal de zee in, die nog steeds bijna tot aan de veranda kwam door de vloed. De volgende ochtend nam Mkuku ons mee voor een wandeling door zijn dorp Bwejuu. We mochten in zijn huis kijken en daarna gingen we door naar de school. We keken in de klassen en Mkuku gaf namens ons gewichtig een grote stapel schriften en een doos pennen aan het schoolhoofd. De schoolkinderen zeiden een voor een hun naam en leeftijd en zongen een liedje. Als laatste gingen we naar de dokterspost. Het consultatieburo had spreekuur. Op zich liep het goed, maar het was vreselijk om te zien hoe het meubilair er aan toe was. Stoelen waar geen rugleuning meer in zat enz. Zet je weer aan tot nadenken.

Onze laatste dag op Zanzibar. Ik zit op de boomstam die op het witte zand voor het huis ligt. Voor me de zee. Het is eb en veel mensen oogsten wier op het droog gevallen koraal. Dit is aan de stokjes met draadjes er tussen gespannen, blijven hangen tijdens de vloed. Het wordt verkocht en gebruikt om medicijnen van te maken. Over drie uur vertrekken we richting de haven voor de (snelle) boot naar Dar es Salaam. Dit is altijd zo’n sentimentele dag. De avond er voor heb ik op de veranda gestaan, met uit mijn “oortjes”   “Alles ademt en leeft” van de Lion King schallend. Dit was en is mijn Tanzanialied. Nog even mijmerend naar de maan kijken, de palmbomen die direct achter de veranda op het strand staan, luisteren naar het geluid van de branding en beseffen : “Ik zit in Afrika”.

Category: ReisverhalenReisverhalen met kinderen buiten EuropaTanzania met kinderen reisverhaal

Tags:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

error: (c) metdekinderenopreis.nl