Roofdieren in Zuid Afrika
Roofdieren pikorde
De pikorde (wie is de beste!) hangt af van kracht, snelheid en samenwerking. Bovenaan de ladder staat de leeuw, het grootste en sterkste roofdier. De leeuw is echter ook traag en daardoor een relatief slechte jager, slechts één van de vijf aanvallen heeft succes. Het logge opzichtige mannetje bemoeit zich haast niet met jagen. Door groepsgewijs en vanuit de hinderlaag te jagen, weten leeuwen zich toch aardig te redden. Met hun enorme kracht is de leeuw de enige jager die dieren als de buffel kan aanvallen. Daarnaast is de leeuw sterk genoeg om andere jagers van hun prooi te verjagen. Vooral de gevlekte hyena, de nummer twee in de pikorde, heeft hiervan te lijden. De hyena’s, die zelf een gnoe of een zebra in een kwartiertje volledig weg kunnen eten, kunnen in dat geval niets doen dan toekijken hoe de leeuwen uitgebreid de tijd nemen om te eten. Voor de passerende toerist lijkt het dat de hyena’s de aaseters zijn, terwijl ze de prooi veelal zelf hebben gedood. Gevlekte hyena’s zijn namelijk goede jagers, hoewel ze een makkelijke maaltijd niet laten lopen. Als gevlekte hyena’s in de meerderheid zijn, jagen ze een groep leeuwinnen van hun prooi. Op de derde plaats komt de wilde hond, de effectiefste jager. Dit dier achtervolgt zijn prooi net zo lang totdat die uitgeput neervalt. De wilde honden worden daarbij niet moe, want ze lossen elkaar steeds af. Soms probeert een hyena een deel van hun prooi te bemachtigen, maar de wilde honden gaan dan gezamenlijk de veel grotere hyena te lijf. Tegen een groep hyena’s leggen wilde honden het echter af. Op de vierde plaats komt het luipaard, die alleen leeft en jaagt. Het menu van de luipaard is zeer gevarieerd: vogels, knaagdieren, kleine roofdieren en kleine tot middelgrote antilopen, insecten en vis. Om te voorkomen dat hij door hyena’s van zijn prooi wordt verjaagd, sleept de luipaard de prooi vrijwel meteen een boom in. Helemaal onder aan in de pikorde staat het jachtluipaard, die ook alleen leeft en jaagt. Het jachtluipaard is de meest gespecialiseerde jager. Met een topsnelheid van tegen de 110 km/uur is hij verreweg het snelste landroofdier. Om die snelheid te bereiken, is het jachtluipaard erg rank gebouwd. Het dier heeft dan ook weinig kracht en wordt door alle andere grote jagers van zijn prooi verdreven. Het enige dat de jachtluipaard hier tegenover kan stellen, is het vermogen om zeer snel te eten. De jachtluipaard jaagt overdag als de andere grote jagers slapen.
Dood en verderf
Gevaar ligt continu op de loer. Het is leeuwen uitsluitend te doen om het uitschakelen van de concurrentie. Het komt voor dat mannetjes leeuwen zelfs de moeite nemen een hyenahol uit te graven om de jongen dood te bijten. Ook jachtluipaardjongen zijn geregeld het slachtoffer van de agressie van leeuwen en gevlekte hyena’s. Luipaarden en jachtluipaarden hebben daarbij het nadeel dat de jongen alleen met de moeder leven. Telkens als zij op jacht gaat, moet zij ze alleen laten. Wanneer een nieuw mannetje een groep leeuwen overneemt, nadat hij de oude leider heeft verwond of gedood, ruimt hij ook de jongen zonder pardon uit de weg, waardoor de moeders eerder met de nieuwe machthebber zullen paren. De jongen van gevlekte hyena”s hebben het meest van elkaar te lijden. De dominantste jongen bijten hun broertjes en zusjes dood, vooral als er sprake is van een groot nest of van weinig voedsel. Zwakke jongen van leeuwen die de groep niet kunnen volgen, raken deze kwijt en keren niet meer terug. Waar wilde honden erop toezien dat elk groepslid te eten krijgt, is het bij leeuwen en gevlekte hyena”s ieder voor zich. Dieren die te zwak zijn om bij een kill hun eigen deel bij elkaar te vechten, vallen af. Dit alles geeft duizelingwekkende sterftecijfers onder de jongen van de grote jagers te zien. Tot slot is er nog de hongerdood, die nooit ver weg is. De meeste grote jagers leven in een territorium dat ze niet kunnen verlaten. Ze zijn dus afhankelijk van de prooidieren die zich in de nabijheid bevinden.
Leeuw
De leeuw is het grootste roofdier van de Afrikaanse savanne. Het is het enige roofdier in Afrika waarvan het mannetje wezenlijk verschilt van het vrouwtje. Het mannetje heeft een schouderhoogte van 1,2 m en een gewicht van maximaal 250 kilo, het vrouwtje reikt tot 1,1 m en wordt niet zwaarder dan 150 kilo. In tegenstelling tot andere katachtigen zijn leeuwen sociale dieren. Ze leven in groepen van 3 tot 30 dieren, naargelang de voedselrijkdom van het gebied dat toelaat. De omvang van het territorium kan variëren van enkele tientallen vierkante kilometer tot honderden vierkante kilometer. De leeuw voelt zich op vrijwel alle terreinen thuis op bosgebied na. Hoewel leeuwen van tijd tot tijd vruchten eten, zijn het van huis uit carnivoren. Op het menu van de leeuw staan onder meer gnoe, zebra en buffel, maar het zijn opportunistische eters die vrijwel alles pakken wat voorradig is. Er wordt gejaagd door de vrouwtjes. Ondanks het onkreukbaar imago van koning der dieren is hij een niet bijster effectieve jager. Door de lage topsnelheid van 58 km/uur, die leeuwen nota bene niet langer dan 100 m kunnen vasthouden, heeft slechts een op de vijf pogingen om een prooi te doden succes. Is er een prooi veroverd dan eten de leeuwen eerst, dan de leeuwinnen en krijgen de jongen wat over is. Graag jagen leeuwen gevlekte hyena’s van hun prooi. Het omgekeerde kan ook voorkomen. Voorwaarde is dan dat bij de groep leeuwen geen mannetjes zijn en de hyena’s in de meerderheid zijn. Andere vijanden van de leeuw zijn de luipaard en de python, die alleen gelaten welpen aanvallen. In uitzonderlijke situaties wordt wel eens een hele leeuwenfamilie vertrapt onder een op hol geslagen kudde buffels. Een enkele keer lukt het een antilope of buffel die door een leeuw wordt aangevallen, de leeuw te verwonden of te doden met zijn horens. Na een draagtijd van drie tot vier maanden krijgt een leeuwin jongen. Het aantal hang af van haar conditie. Hoe beter die is, hoe meer jongen. De welpen zijn bij hun geboorte blind. Pas na drie weken kunnen ze zien. Na drie maanden leren de jongen jagen. Op het moment dat de mannetjes manen krijgen, worden ze uit de groep gezet. De broers en halfbroers blijven meestal bij elkaar. Vooral in het begin valt deze nieuwe levensstijl zwaar. Ze houden zich in leven met kleine prooien en aas. Ook als ze volledig zijn opgegroeid, valt het leven niet mee: mannetjes zijn niet gebouwd om te jagen. Ze zijn weliswaar erg sterk maar groot en log, en met die grote manentooi ziet de potentiële prooi ze al van ver aankomen. Eenmaal in de kracht van hun leven zullen leeuwen proberen een oudere leeuw uit zijn harem te verjagen. Is dit gelukt, dan bijten ze de jongste welpen dood, waardoor de leeuwinnen in de groep meteen vruchtbaar worden. De broers paren allemaal met alle leeuwinnen; er is geen hiërarchie tussen de mannetjes onderling. Ze blijven bij de groep totdat zij op hun beurt worden verjaagd. Meestal is dat al na twee tot drie jaar.
Hyena
Hyena’s zijn fascinerende dieren. Het achterlijf is beduidend minder ontwikkeld dan het voorlijf. De rug loopt naar achter dan ook af. Tijdens het rennen zwiept het zware voorlijf van een hyena op en neer, wat een ietwat knullige indruk maakt. Hyena’s kunnen desondanks snelheden ontwikkelen tot 60 km/uur. In de achtervolging van een prooi houden ze een snelheid van 40 km/uur kilometers lang vol. Hyena”s hebben de sterkste kaken van alle roofdieren, wat hen in staat stelt ook de botten van hun prooi te eten. Dit geeft hun uitwerpselen een krijtwitte kleur. Dat ze hun prooi volledig opeten, komt goed uit bij het eten van aas, dat een groot deel van het menu uitmaakt. Andere roofdieren laten tot 40 procent van hun prooi liggen, zoals huid, botten, schedel, hoeven en horens. Hyena’s werken het allemaal naar binnen, al kunnen ze niet alles verteren. Ze braken ballen uit die bestaan uit haar, hoeven, tanden, botsplinters, stukken horen en gras. De krachtige kaken van het dier spelen in de bush ook kamperende toeristen soms ook parten. Een humeurige hyena wil nog wel eens een koplamp van een auto scheuren of een band lek bijten. Losliggende schoenen eten hyena’s zonder pardon op.
Gevlekte hyena
De gevlekte hyena (spotted hyena) heeft een brede kop met grote ronde oren. Zijn vacht is lichtbruin met donkerbruine stippen. De schouderhoogte is 85 cm, het gewicht 70 kilo. Dit is de grootste en meest voorkomende hyena en ook de talrijkste grote jager van de Afrikaanse savanne. Het mannetje is iets kleiner dan het vrouwtje. Het verschil tussen beide geslachten is nagenoeg niet te zien, omdat vrouwtjes een imitatiepenis en -scrotum hebben. Over de functie hiervan bestaat nog geen overeenstemming. Gevlekte hyena’s komen in vrijwel alle landschappen voor, met uitzondering van dichte bossen en woestijn. Lange tijd dacht men dat hyena’s louter aaseters waren, maar de laatste jaren is het duidelijk geworden dat ze ook effectieve jagers zijn. In tegenstelling tot leeuwen doden ze hun prooi niet voordat ze met eten beginnen. Ze achtervolgen het dier, werken het tegen de grond en beginnen gewoon te eten, doorgaans als eerste bij de buik. Het slachtoffer bezwijkt aan bloedverlies of een hartaanval. Gevlekte hyena’s zijn geen kieskeurige eters. Hun voedsel varieert van insecten tot zebra’s. Ze leven in groepen van drie tot vijftien dieren, onder vrouwelijke leiding. Het centrum van hun territorium is een groot hol. Gevlekte hyena’s verdedigen hun territorium en verjagen groepsgewijs andere roofdieren als (vrouwtjes-)leeuwen en luipaarden van hun prooi. Als ze het met een mannetjes leeuw aan de stok krijgen, vallen er wel eens doden aan de kant van de gevlekte hyena’s. Het grootste gevaar dat voor de jongen dreigt, is door een ander jong te worden doodgebeten. Gevlekte hyena’s zijn luidruchtige dieren. Hun gejank vult de tropennacht. Bij het veroveren van een prooi of een geliefde laten de dieren een hysterische lach horen. In de paartijd verzamelen hyena’s zich graag om in het maanlicht een hels lied aan te heffen dat door merg en been gaat. Na een draagtijd van drieëneenhalve maand worden één tot vier jongen geboren. Na zes weken moeten die op eigen benen staan.
Bruine hyena
De bruine hyena (brown hyena) reikt tot 80 cm hoogte en is daarmee iets kleiner dan de gevlekte hyena. Onderscheid wordt gemaakt op basis van de spitse oren en de langharige vacht. De bruine hyena komt alleen voor in zuidelijk Afrika, waar de Kalahari en de Namib de belangrijkste verspreidingsgebieden zijn. Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit aas, aangevuld met insecten, hagedissen en knaagdieren. Bruine hyena”s leven in groepen tot tien dieren maar zoeken hun voedsel meestal alleen, doorgaans “s nachts. In tegenstelling tot de gevlekte hyena worden ze maar sporadisch waargenomen.
Gestreepte hyena
De gestreepte hyena (striped hyena) is met een schouderhoogte van 75 cm en een gewicht tot 40 kilo de kleinste van de drie hyenasoorten. Net als de bruine hyena zijn de oren puntig. Over de langharige vaalbruine vacht lopen verticale, vaak moeilijk zichtbare donkere strepen. Hun habitat is droog landschap met struiken of rotsen; hun voedsel bestaat uit insecten, kleine zoogdieren, aas en fruit. Gestreepte hyena’s leven in koppels of alleen en zijn alleen ’s nachts actief. De gestreepte hyena zou gemakkelijk met de bruine hyena kunnen worden verward, maar hun verspreidingsgebieden overlappen elkaar niet. De gestreepte hyena leeft voornamelijk in noordelijk Afrika maar wordt ook aangetroffen in verschillende natuurreservaten in oostelijk Afrika. Bruine en gestreepte hyena”s hebben door hun solitaire, voornamelijk op aas eten gerichte bestaan in de afgelegen woestijngebieden van oostelijk en zuidelijk Afrika doorgaans weinig contact met andere grote jagers. In de roofdierenhiërarchie komen ze meteen na de gevlekte hyena. Bij een confrontatie met de grotere, zwaardere en sterkere luipaard zal de luipaard de aftocht blazen, omdat die bij het oplopen van letsel niet meer kan jagen en hem een wisse hongerdood wacht. Voor aaseters als de bruine en gestreepte hyena”s staat er veel minder op het spel. Zij durven bij een confrontatie meer risico te nemen.
Wilde hond
De wilde hond (wild dog, African hunting dog) behoort met een schouderhoogte van 75 cm tot de grote jagers. In Zuidelijk Afrika wordt hij groter en zwaarder dan zijn soortgenoot in Oostelijk Afrika. Wilde honden zijn herkenbaar aan de ronde oren en aan de vacht met een onregelmatig patroon aan zwarte, witte, bruine en geelbruine vlekken dat voor elke wilde hond verschillend is. Wilde honden leven op de savanne en steppe in roedels van 10 tot 40 dieren. Ze jagen meestal in de ochtend of in de late middag, een enkele keer ’s nachts bij volle maan. De hoofdmoot van het voedsel bestaat uit middelgrote antilopen als impala, springbok en Thomson-gazelle. Wilde honden achtervolgen hun prooi per toerbeurt, met een snelheid tot 50 km/uur. Keer op keer wordt de plaats van de achtervolgers ingenomen door andere, nog fitte dieren. De jacht duurt net zo lang totdat de prooi is uitgeput en kan worden overmeesterd. Dit systeem maakt de wilde hond met een succesratio van 70 tot 80 procent tot de meest succesvolle jager van de Afrikaanse savanne. Jongen worden gevoed met opgebraakt voedsel. Het grote verschil met leeuwen en gevlekte hyena’s is dat wilde honden elkaar bij de kill niet beconcurreren maar elkaar helpen. Een dier dat graag wil eten, laat dat zijn soortgenoot weten door te bedelen, op dezelfde manier als een tamme hond dat doet. Dan wordt er plaats gemaakt. Een ander verschil is dat wilde honden vrijwel al hun voedsel zelf doden en slechts een enkele keer andere jagers van hun prooi zetten. Zolang wilde honden in de meerderheid zijn, verdedigen ze hun prooi uit alle macht, en vaak succesvol, tegen de veel grotere gevlekte hyena. De nacht en een groot deel van de dag brengen de dieren door in of bij het hol. Het vrouwtje werpt per keer 7 tot 15 jongen. Na zes maanden zijn de jongen volwassen en jagen ze met de groep mee. Veel vijanden heeft de wilde hond niet. Soms gaat een gevlekte hyena of een arend er met een jong vandoor. Van alle grote jagers zijn wilde honden het zeldzaamst. Wie deze bijzondere dieren op safari krijgt te zien, mag van geluk spreken. De meeste kans is er in Serengeti, Chobe/Moremi, Hwange en Kruger.
Luipaard
Afhankelijk van het leefgebied verschilt de luipaard (leopard) in omvang. In zuidelijk Afrika bereiken luipaarden een gewicht van 30 tot 40 kilo. In noordelijker streken worden exemplaren tot een gewicht van 65 kilo waargenomen. Het mannetje is beduidend groter dan het vrouwtje. De vacht is geelgrijs met op de kop en poten zwarte stippen. Over de rest van het lijf groeien de stippen uit tot onregelmatige, open vijf- en zeshoeken. Zwarte luipaarden komen voor maar zijn zeer zeldzaam. Gehoor, gezicht en reuk zijn bijzonder goed ontwikkeld. De luipaard vertoont zich zowel in de woestijn als in het regenwoud, en hij komt dan ook vrijwel overal in Afrika voor. De omvang van het territoria hangt af van de beschikbare hoeveelheid voedsel en varieert van enkele tientallen tot honderden vierkante kilometer. De luipaard zet de grenzen af met geursporen van zijn uitwerpselen en het afkrabben van boombast. Ook laat hij er door gebrul geen misverstand over bestaan wat zijn territorium is. Luipaarden leven solitair. Ze komen alleen samen om te paren. Na een draagtijd van drie tot vier maanden worden een tot zes welpen geworpen, die een kleine twee jaar bij hun moeder blijven. De luipaard jaagt zowel overdag als “s nachts maar brengt de warmste uren van de dag door in een boom of op een rotsblok. In gebieden waar de mens actief is, beperkt hij het jagen tot de nachtelijke uren. Van alle katachtigen heeft de luipaard het meest afwisselende menu van zowel insecten, knaagdieren en reptielen als apen, vogels en antilopen vooral impala’s. Hij kan weken lang zonder water maar zal regelmatig drinken als de gelegenheid zich voordoet. De jachttechniek van de luipaard is de verrassingsaanval. Vanuit een hinderlaag bespringt hij zijn prooi. Waar groepsdieren als leeuwen en gevlekte hyena’s er niet voor terugschrikken om een robbertje te vechten met hun prooi, moet de luipaard ervoor waken om alles heel te houden. Een volwassen knobbelzwijn laat hij daarom lopen en een groep bavianen gaat hij eveneens uit de weg. Ook omzeilt hij concurrenten als de veel kleinere wilde honden en bruine hyena’s, zelfs in een een-tegen-eensituatie. De luipaard zal zijn prooi dan ook niet verdedigen tegen andere grote jagers met uitzondering van de jachtluipaard. Om verlies van de prooi zoveel mogelijk te voorkomen, neemt de luipaard deze mee een boom in.
Jachtluipaard
De jachtluipaard (cheetah) heeft op het eerste oog veel weg van de luipaard, maar hij is ranker en staat hoger op zijn poten. Zijn vacht is geelgrijs met donkerbruine stippen. Kenmerkend zijn de ’traansporen” op het gezicht: zwarte strepen die vanuit beide ogen langs de neus naar de bek lopen. De open savanne met halflang gras is het favoriete leefgebied. Jagen doet hij het liefst op Thomson-gazelle, Grant-gazelle en springbok. In dichtere savanne is dat de impala. Andere prooidieren zijn hazen, zwijnen, jakhalzen, kleine struisvogels en andere kleine antilopen als duiker en steenbok. De jachtluipaard is met een topsnelheid van 110 km/uur het snelste landdier ter wereld. Die snelheid kan hij echter niet langer dan 300 m vasthouden. Dit betekent dat hij zijn prooi ongezien tot op 30 m moet zien te benaderen, voordat hij tot de aanval kan overgaan, om een gerede kans op succes te hebben. Aan het begin van de jacht neemt hij plaats op een termietenheuvel of een lage boomtak om de omgeving af te speuren. Als hij een potentiële prooi in het vizier krijgt, sluipt de jachtluipaard heel omzichtig naar het dier toe en valt van dichtbij aan. Zit hij zijn prooi op de hielen, dan slaat de jachtluipaard de achterpoten onder het dier vandaan, waarop de prooi over de kop slaat en de jachtluipaard zijn tanden in de keel van het dier zet. Alle andere grote jagers zetten de jachtluipaard van zijn prooi. Jachtluipaarden kunnen dan ook zeer snel eten. Om de andere jagers zoveel mogelijk te ontlopen, jagen jachtluipaarden overdag. Mannetjes leven alleen of in kleine groepjes, de vrouwtjes leven alleen of met hun jongen en verdedigen hun territorium tegen andere jachtluipaard-vrouwtjes. Na een draagtijd van drie maanden werpt ze één tot acht welpen. De sterfte onder de jongen is enorm. Ze vallen ten prooi aan andere grote jagers en roofvogels of sterven van de honger. Binnen drie maanden na geboorte is al meer dan de helft van de jongen dood. Volwassen dieren worden vooral door leeuwen gedood, die de neiging hebben alle concurrentie uit de weg te ruimen.
Meer info? Check regelmatig onze facebookpagina!