India met kinderen reisverhaal

India met kinderen reisverhaal

India met kinderen reisverhaal

Familie Van der Mark, zomer 2011 (volg onze facebookpagina!)

 

Na aankomst in Delhi gingen we onder leiding van onze gids Mahipal per bus naar ons hotel. Buiten op het vliegveld moesten we even wachten op de bus. Er kwamen al meteen een stel zwerfhonden aan, die zich natuurlijk voor onze voeten nestelden. De buitenlucht was drukkend warm en vochtig. Ook in de bus was het bloedheet. Mahipal vertelde dat als we airco wilde we 860 roepies per persoon voor twee weken moesten betalen. Dat was meteen wel even slikken, want dat was toch al weer snel vijftig euro bij elkaar en we vonden het vreemd dat er geen airco standaard in de bus zat in dit hete land. De rit naar het hotel duurde ongeveer drie kwartier. Ik kon nog niet geloven dat we in India waren. Maar als je uit het raam van de bus keek, zag je dat het toch echt zo was. Brommers, veel claxonnerende auto’s. Honden hadden bezit van de straten genomen en op de lege planken van de marktkramen lagen volwassenen en kinderen te slapen. Het was een kennismaking met Delhi, met India. De hotelkamer was ook echt India, tenminste wat je er van verwachtte: niet superschoon, karig ingericht en alles krakkemikkig.

Dag 2

De volgende ochtend bij daglicht zag alles er veel anders uit. We bleken op een tuin uit te kijken met een straat erlangs en op het dak van een gebouwtje renden een paar eekhoorns achter elkaar aan. Het ontbijt was ook een belevenis: twee mannen zaten achter een tafel. De één schepte op uit een van de vier pannen (rijst en dergelijke) en de ander haalde steeds de stekker van het broodrooster er uit, zodat de stroom eraf was en de man de toast er uit kon halen.

We zouden die dag een tour door Delhi doen. Buiten sloeg de hitte je meteen om de oren en we liepen naar de bus die langs de grote weg stond te wachten. Een geluid van claxons overstemde de andere geluiden. Dit blijkt eigenlijk het buitengeluid van India te zijn. Vlak bij de bus stonden twee riksja’s geparkeerd, waarin de eigenaren lagen te slapen, een van hen bijna ondersteboven. De hitte in de bus was enorm en de gids begon nogmaals over het aanbod van de airco. Iedereen wilde dit wel (we konden ook niet anders), en verwachtte dat we een andere bus gingen halen. Maar nee, het was een kwestie van een knop omzetten! Heerlijke koelte kwam ons meteen tegemoet. In de bus zat behalve de chauffeur ook een bijrijder, die zorgde voor de bagage. Ook kwam hij regelmatig langs met flessen koud mineraalwater, waardoor hij al snel de naam waterman kreeg. In de loop van de dagen zagen we hem steeds in winkeltjes langs de weg reuze ijsblokken van wel 20 x 50 cm kopen om de flessen water koel te houden.

Als eerste bezochten we de Jama Masjid, de grootste moskee van India. Groot was ie en mooi ook! Rode bewerkte zuilen, afgewisseld met witte stenen met patronen. Op het dak grijze koepels. De enorme binnenplaats biedt plaats aan 20 000 gelovigen, met in het midden een enorme vijver. Grote roodstenen trappen leiden naar de markt van Chandni Chowk, een van de grootste markten van India. Genoeg te zien! Kleine steegjes vol kraampjes, winkeltjes. Riksja’s en brommers racen hier ook doorheen. Een kleurrijk geheel!

De mensen gaan hier in felle kleuren gekleed en dan met name de vrouwen: felgroene, blauwe, rode, roze en gele sari’s. De markt rook heerlijk naar kruiden. De scholen waren net uit, en we zagen riksja’s die door jonge mannen voorgetrokken werden. Op deze riksja’s zagen wel elf kinderen in schooluniform. Ze hielden hun schooltas vast of hadden die aan het stuur hangen. Kennelijk brachten deze riksja-bestuurders de kinderen naar huis. Daarna reden we naar Raj Ghat, de plek waar Mahamat Ghandi in januari 1948 werd gecremeerd. Dit monument ligt in een prachtig groen park. Het was alleen ontzettend heet. Je moest je schoenen uit en je voeten schroeiden bij elke stap op de tegels. Het was een bijzondere, indrukwekkende plaats. Vervolgens bezochten we de Lotustempel. Deze tempel heeft de vorm van een lotusbloem. De bloembladeren zijn van wit marmer en rondom het gebouw liggen vijvers. Dit is een tempel van de baha-geloofsgemeenschap. Zij vinden dat alle geloven van de wereld zich moeten verenigen en allemaal bij elkaar kunnen komen. In de tempel staan prachtige vazen met bloemen, maar je vindt er geen symbolen van geloven. Heel bijzonder. De lunch in restaurant Suribachi smaakte verrukkelijk, waarna het al weer tijd was om een bezoek te brengen aan Qutab Minar, de hoogste minaret van India. Deze 72 meter hoge toren is door de UNESCO op de werelderfgoedlijst geplaatst en is door een Iraanse architect ontworpen en was af in 1199 na Chr. Bij de regeringsgebouwen, waar we daarna heen reden, mocht niet gestopt worden, dus reden we twee rondjes over de rotonde. Beslist een hoogtepunt was de laatste stop van die dag: de Gurdwara Bangla Sahib, een bedevaartshuis voor Sikhs.

Overal Sikhs natuurlijk, een prachtig gezicht met hun tulbanden. En ze wilden ook nog op de foto! Wij moesten allemaal een oranje hoofddoekje op doen. Binnen in de tempel mocht je niet fotograferen, want daar zat de hoge priester met het Heilige Boek, wat onder een laken lag. We gingen op het tapijt zitten en luisterden naar de muziek die drie Sikhs maakten, waarbij zij de tekst van het Heilige Boek zongen. Buiten was het ook een foto-El Dorado. Er werd aan de pelgrims door twee Sikhs hete suiker uitgedeeld. Bij de tempel hoorde een enorme vijver met daarom heen een galerij van zuilen. Alles in het wit. De mensen wasten hun gezicht met water uit de vijver. ‘S Avonds aten we met z’n allen. Het was een topdag!

Dag 3

De rit naar Agra zou zo’n vijf uur in beslag nemen, de stad ligt 204 kilometer van Delhi. Het was meteen een kennismaking met de Indiase verkeersdrukte en rijstijl. Je leest het in boeken, maar nu zie je het echt: overal koeien. Langs de weg en op de weg. Er stond zelfs een olifant met stoel op de rug langs de kant van de weg! Het platteland van India is prachtig, dat zagen we meteen. Groen en vol rijstvelden met daarin veel koe- en zilverreigers. Ook zagen we regelmatig een ijsvogel op de elektriciteitsdraad zitten. We reden door kleine stadjes vol markten en de daarbij horende drukte. Tuktuk’s met daarin hele families, met hun boodschappen. Na zo’n vier uur kwamen we in Agra aan, waar we meteen het Rode Fort gingen bezoeken. Dit werd in 1571 afgebouwd in opdracht van de Mogoelse keizer Akbar, om zichzelf en de nieuwe hoofdstad Agra te beschermen.

Vlakbij de ingang stond een man met vergroeide benen, waardoor hij op handen en voeten stond. Hij droeg blauwe slippers aan zijn handen. Hier schrokken we allemaal van, met name Rogier. Het fort heeft een prachtig rode kleur en is gemaakt van zandsteen. Het heeft talloze galerijen met prachtig bewerkte zuilen. Op de bovenverdieping waren boogvormige uitsparingen in de muur waar je door heen kon kijken en ik dacht daar een mooi paleis te zien. Dat bleek de Taj Mahal te zijn! Heel mooi omdat op deze manier te zien!

Het maken van foto’s van mensen is geen probleem. Ze gaan dolgraag met de hele familie op de foto, maar willen ons dan weer op hun familiefoto. Heel grappig. Nadat we de koffers bij ons (prachtige) hotel in het oude gedeelte van Agra hadden gebracht, liepen we door kleine straatjes naar een terras vanwaar je de zonsondergang heel mooi kon zien, met de Taj Mahal op de achtergrond. Iedereen natuurlijk even op de foto, want het was een prachtlocatie. We liepen terug naar het hotel om te gaan eten. In de straat was een feest aan de gang: muziek, tientallen kinderen, vrouwen die kettingen van bloemen regen, eten. Toen de kinderen onze fototoestellen zagen ontstond er een gevecht over wie het eerste op de foto mocht. Ik heb er zo’n dertig gemaakt omdat er steeds meer kinderen aan kwamen lopen. Een aantal volwassenen wilden ook dolgraag op de foto. Het eten in het hotel was heerlijk. Onder andere zoete ma’efssoep met cheese-naan.

Omdat we na het eten buiten nog muziek hoorden gingen Rogier en ik nog even naar buiten. Meteen vlogen alle kinderen weer op ons af. Ze wilden ons allemaal de hand schudden en een nieuwe fotosessie. Op een gegeven moment stonden er zoveel kinderen dat een agent het nodig vond in te grijpen. Met zijn stok timmerde hij tegen een tuktuk en riep: Wegwezen (denk ik), waardoor de kinderen alle kanten opvlogen. We zaten nog een tijdje op het stoepje van het hotel en keken naar het feest. De sfeer was erg gemoedelijk en gastvrij!

Dag 4

De volgende morgen vertrokken we om 6 uur te voet naar de Taj Mahal. Het was er al verbazingwekkend druk. We werden uitgebreid gefouilleerd en meteen daarna kwamen er fotografen op ons af om ons vast te leggen op een mooi plekje met de Taj Mahal op de achtergrond. Mahipal gaf ons informatie en daarna konden we rondlopen. Vogelliefhebber als ik ben, zag ik meteen een kwak in het gras. Ik wilde hem fotograferen om hem in het hotel in het fotoboek op te zoeken. Ik zag het opstapje niet en tuimelde zo, dwars door de touwen in het gras. De kinderen lagen in een deuk natuurlijk, maar ik had twee touwen gebroken van de omheining. Normaal zie je altijd iemand, een bewaker of zo, want die liepen daar ook rond, maar nu natuurlijk niet. Toen we na tien minuten nog geen medewerker zagen, gaven we het op. Later zag ik dat het misschien meer mensen overkomen was, want er waren op meerdere plaatsen touwen stuk.

In de lange vijver die naar de Taj Mahal toe leidt zat weinig water. Het had (nog) niet veel geregend. Het was prachtig daar! Veel groen en dan het witmarmeren paleis ineens zo dichtbij. Onwerkelijk omdat je het tot dan toe alleen op foto’s hebt gezien. Het ligt aan een brede rivier waar veel ijsvogels en lepelaars zaten. Een prachtplek. We gingen terug naar het hotel om te ontbijten. Daarna was het tijd om weer eens een geldautomaat op te zoeken en dat deden we met drie reisgenoten: een vader, moeder en dochter. De bedoeling was te gaan lopen naar de ATM, maar al snel verschenen een riksja en paard en wagen aan onze zijde. Waarom ook niet. Na de val bij de Taj Mahal die dag, kiepte ik nu bijna met riksja, zijn bestuurder en al om toen ik erop wilde klimmen! Echt mijn onhandige dag.

Terug besloten we wel te gaan lopen omdat we veel kappers onder de bomen hadden gezien. Een spiegel aan de boom, stoel er voor en klaar. Dat wilden we fotograferen. De vader en dochter besloten samen alvast naar het hotel terug te lopen. Al snel stond de man met paard en wagen weer naast ons, met in zijn kielzog de riksja-bestuurder. Omdat zij bij ons bleven, besloten we na het maken van de foto’s dan toch maar gebruik van paard en wagen te maken. De riksja-man was geïrriteerd omdat wij voor het paard kozen. Rogier mocht even het paard leiden, terwijl de eigenaar zijn veters opnieuw vastmaakte. Op een gegeven moment haalden we de vader en dochter in en de moeder zwaaide triomfantelijk naar hen. Zij besloten alsnog de gedupeerde riksjabestuurder aan te schieten. Onze paardenmenner zei ons naar een leuke winkel met marmer te brengen en liet het paard flink draven. In tussen deed de riksjaman zijn uiterste best ons in te halen. Het was net een Bollywoodfilm.

Drie marmeren olifanten rijker gingen we terug naar het hotel. We wisselden van vervoermiddel en de riksjaman deed zijn beklag over het zware werk, stapte daarbij ook nog even af om de fiets een tijdje te duwen, het zadel even omhoog te klappen om te laten zien hoe het er aan toe was (het was dus bijna stuk), zodat wij dit alles konden begrijpen. Later bleek dat we hem dubbel betaald hadden, omdat de vader op de heenweg ook al voor de terugweg had betaald. Hopelijk kan hij daar een nieuw zadel van kopen. Om kwart voor elf vertrokken we richting Fatepur Sikri, Stad van de Overwinning. Een 16e eeuwse hoofdstad gebouwd door Mogoelheerser Akbar de Grote. Het ligt 37 kilometer buiten Agra. Lang kon de stad niet bewoond blijven. Het lag nogal hoog op de rotsen en zo werd de toevoer van water een onoplosbaar probleem. De stad is grotendeels uit rood zandsteen opgetrokken en je ziet ook hier weer prachtige zuilengalerijen en vijvers. Apen hadden er nu hun woonplaats van gemaakt. Na een late lunch vertrokken we om vier uur naar het hotel in Bharatpur. Dit was prachtig gelegen op het platteland en had een zwembad! Iedereen erin dus en we hebben we twee uur lummeltje gedaan. ’s Avonds konden we heerlijk onder de sterren met z’n allen buiten zitten op de binnenplaats.

Dag 5

Om zes uur ’s ochtends vertrokken we naar het Keoladeo Ghana NP. We zouden veel vogels kunnen zien en misschien wat antilopen. Het begon al meteen met een boom waar vier pauwen inzaten!! Ongelofelijk! Bijzonder om een pauw in het wild te zien. Later zagen we er nog veel meer! Inderdaad zagen we met behulp van de gids heel wat vogels. Ik had hem mijn vogelboek van Noord-India gegeven en hij zocht ze meteen even op. Handig dus. Het natuurgebied deed een beetje denken aan de natuur van Senegal. Heel groen en savanne-achtig. De luipaarden en tijgers die h\’e9\’e9l soms hier komen hebben we helaas niet gezien. Halverwege waren er een aantal mensen moe, waaronder Rogier en Olivier. Geen probleem, in dit natuurgebied kon een riksja gebeld worden! Die stonden al bij de ingang, want je kunt dit park ook per riksja verkennen. In het hotel hadden we een wat karig ontbijt. Bovendien waren vijf reisgenoten ziek, dus die zaten niet aan tafel. We hadden helaas voor hen wel een rit van 202 kilometer voor de boeg naar Jaipur. Aangezien de gemiddelde verkeerssnelheid in India 40 kilometer per uur is (vanwege slecht wegdek, geen verharde weg, koeien, tuktuk’s en andere verkeersgebruikers op de weg), was dit voor hen niet zo’n prettig vooruitzicht.

Vlak voor Jaipur hadden we een stop bij de Galta-tempel, een oud pelgrimsoord in de bergen. Bij de ingang staan al twee tempels, met daarachter drie boven elkaar liggen kunds (waterreservoirs). Mensen nemen hierin een heilig bad. Je kunt via een prachtige stenen trap langs de waterplaatsen omhoog lopen. Een lust voor het oog. Deze tempel is aan de Apengod Hanuman gewijd. Er lopen ook heel wat echte apen rond. Rogier en ik werden op de trap nog gezegend door een sadhoe (hindoe\heilige man). Heel indrukwekkend ook weer! Nadat we de zieken in het hotel hadden afgezet, besloten we hier ook maar meteen de late lunch te nuttigen. Hierna gingen we per tuktuk naar het oude centrum. In de hoofdstraat was het al een drukte van belang, want om zes uur zou een feestelijke optocht door de straten trekken; het Teej Festival. De processie is een kilometer lang. Het beeld van de Godin Parvati, wordt door de straten gedragen, vergezeld van prachtig versierde praalwagens, beschilderde olifanten en kamelen. Dit alles werd begeleid door muziek en dans door mannen in prachtige gekleurde kleding, voornamelijk rood en oranje. Via kleine winkeltjes en kraampjes vol thee, kruiden en andere etenswaren, kwamen we bij een restaurant aan, waarvan de gids dacht dat we boven konden zitten op het terras, om een mooi uitzicht op de optocht te hebben. Dit zat helaas al vol. Of wij even wilden blijven staan, dan zou de Mahipal, de gids, een andere plek zoeken.

Intussen stroomde de straat vol mensen in prachtig gekleurde kleding, de meeste droegen zeer felle kleuren. Na een dik kwartier kwam Mahipal terug. Hij had een plek gevonden op het dakterras van een tempel! Deze tempel was al negen generaties eigendom van dezelfde familie. We gingen een trap op en kwamen op een enorme binnenplaats vol boogramen en boogpoortjes. We gingen zitten in een torentje met boogpoorten! Een geweldig uitzicht! De optocht was prachtig. Allereerst werden er enorme palen versierd met bloemen gedragen, die de mannen aan elkaar over gaven, wat heel zwaar geweest moet zijn. Kort daarna kwamen achter elkaar de muziekkorpsen en dansers, die zwierig rondjes draaiden in hun rode, wapperende jassen. Zij werden gevolgd door de beschilderde olifanten en opgedoste kamelen. Als laatste kwam de draagstoel met het beeld van de godin Parvati. Het was een prachtig gezicht van bovenaf, omdat de optocht omringd was door toeschouwers in felle kleding. Het was heel sprookjesachtig, alsof het niet echt was. We kochten nog wat in het winkeltje van de tempel; sjaals, een Ganesh-beeldje, een tegel met een olifant en de vrouwen uit de groep kregen twee armbanden kado. Het was een geweldige ervaring. We namen de avondmaaltijd in een restaurant op vier hoog; op het dak van een gebouw, waar we dus weer buiten zaten. Het smaakte goed.

Dag 6

Om negen uur vertrokken we naar het Amberfort. Daar gingen we per olifant naar boven, omdat het fort op een heuvel lag. De mannen die op de olifanten zitten mogen geen fooi ontvangen, dus bij de afstapplaats stond een heuse agent met een fluitje, die meteen floot wanneer hij verdachte handelingen zag. We kregen een gids van het fort die alles uitlegde. Het fort binnen de muren was echt prachtig, sprookjesachtig! Spiegelkamers, schilderingen, prachtige lampen enzovoort. Het telt heel veel torentjes met gouden ornamenten op de daken. Het gebouw zelf was oudroze van kleur. Via talloze trappetjes en binnenplaatsen hebben we alle kamers en gangen gezien. Weer terug in Jaipur werden we na de lunch afgezet bij het City-palace. Ook weer een prachtig bouwwerk! Het mooiste hieraan was de troonzaal. Vol pracht en praal: grote maharadjaschilderijen aan de muur, enorme kristallen kroonluchters, tapijten en bewerkte pilaren, de troon zelf natuurlijk en raambedekking die voorzien was van prachtig houtsnijwerk. Een lust voor het oog. Op een groot televisiescherm waren beelden te zien van Indiase hoogwaardigheidsbekleders en de Engelse koningin tijdens ceremonies. Het speelde zich af in de zaal waarin wij stonden. Toen we weer buiten kwamen stond zowaar Raj voor onze neus; de jongen die een foto van Rogier en mij op de olifant bij het fort had gemaakt! Of we de foto echt niet wilden voor honderd roepies. Nou ja het moet niet gekker worden; heeft hij ons al die kilometers gevolgd? Als laatste bezochten we het Windpaleis. Het is eigenlijk een oudroze reuzengevel met 953 ramen, balkonnetjes en nissen en bestaat uit vijf verdiepingen. Van hieruit konden de haremvrouwen van de Maharadja van Rajasthan de jaarlijkse parade volgen, zonder dat iemand van buiten hen kon zien. Doordat de wind door al die ramen heen kan blazen is het het Windpaleis genoemd.

We hielden drie tuktuk’s aan om met z’n twaalven weer naar het hotel te gaan. Midden op een plein stopte onze chauffeur plotseling. Hij liep naar een heel klein rieten hutje, met een even klein vierkant raampje. Vanuit het hutje werd een kan naar buiten gestoken die water begon te schenken. De chauffeur dronk hier van op zijn hurken zittend. Toen hij genoeg had stapte hij weer in en reed verder. Hij reed met flinke vaart door de (in onze ogen) verkeerschaos, weer compleet met kamelenkarren en paard en wagens. Het getoeter was weer niet van de lucht. In het hotel zouden wij avondeten. De eigenaren willen het geen hotel noemen, maar een guesthouse. Zij willen dat je je er thuis voelt. En dat kon ook: overal stonden mooie houten banken, Maharadjameubels en familiefoto’s van belangrijke mannen met tulbanden aan de muur. De moeder kookte ook en zette haar bloemetjespannen op tafel. Het was heerlijk. We bleven met z’n allen op de veranda zitten. Olivier kwam naar mij toe om te zeggen dat hij naar bed ging omdat hij niet zo lekker was. Ik voelde aan zijn gezicht en hij was loeiheet. Hij bleek 39 te hebben. Eenmaal op bed begon hij te rillen van de kou. Ik liep naar de eigenaresse van het guesthouse en vroeg waar de gids was, omdat Olivier ziek was en, dacht ik, naar de dokter moest. Zij zei meteen dat wij onder haar verantwoordelijkheid vielen en dat zij haar eigen dokter zou bellen omdat die goed en betrouwbaar was. De dokter was uit eten buiten de stad en zou binnen een uur in het ziekenhuis zijn. De mensen van het hotel zouden ons brengen, want dat was goedkoper dan dat de arts naar het hotel kwam. Met de auto waren we er binnen tien minuten. De eigenaresse van het guesthouse ging mee. Olivier moest op de bank liggen en kreeg een glazen thermometer in zijn mond. Zij meten nog in Fahrenheit, en voor ons was het 39,2 graden Celcius. Hij kreeg een maagbeschermer en twee soorten antibiotica. Ik moest hem onder natte handdoeken leggen, de airco aandoen en dan de volgende morgen om half negen terugkomen. Onder de natte handdoeken voelde Olivier zich nog beroerder en lag te schudden van de kou. Omdat ik het niet aan kon zien, haalde ik ze weg en nog rilde hij. Half onder het laken viel hij toen in slaap. De volgende morgen had hij nog steeds 39 graden koorts. Ik had gehoopt dat de antibiotica iets had gedaan, maar dat was helaas niet zo. En het grootste deel van de nacht had hij toch bloot gelegen, want toen hij sliep had ik het laken weer weg geschoven. De dokter vond toen dat hij opgenomen moest worden voor antibiotica via het infuus, omdat hij al iets uitdroogde vanwege de diarree. Ik schrok natuurlijk, omdat we over een half uur naar Pushkar zouden vertrekken en hoe moest dat dan?! Op de een of andere manier viel het woord intramuscualair (injectie in de spier). Ik veerde op en zei dat ik dat zelf wel kon, omdat ik dat op mijn werk soms meer dan veertig keer per dag doe. Met de zoon van de eigenaresse (die nu mee was) ging ik naar de apotheek terwijl Olivier bij de arts bleef liggen. In India gebeurt heel veel buiten, zo ook medicijnen halen bij de apotheek. De balie was gewoon op straat. We kregen een zak met maagbeschermers, twee kuren antibiotica, 10 ampullen met een antibioticum, tien spuiten met naald. En dat alles voor 18 euro! Compleet met een handgeschreven lijst met batchnummers en vervaldata! De dokter zou voor doen hoe ik de prikken moest geven. Trouw keek ik toe. Bij alles wat hij deed, keek hij mij aan en vroeg ‘Check’ ‘Ja’ zei ik dan en keek wat hij deed. Met de auto reden we terug. Ik bedankte de mensen van het guesthouse uitbundig voor hun hulp. Ze waren zo ontzettend aardig!! Het was geen enkel probleem zeiden ze. Toen we thuis waren heb ik ze nog een mailtje gestuurd met een foto van Olivier die een paar dagen later genomen was, zodat ze konden zien dat hij weer snel opgeknapt was. Ze stuurden meteen een heel aardig mailtje terug.

Dag 7

Onze volgende stad was Pushkar, een heilige plaats in Rajasthan. Het laatste gedeelte van de rit (140 kilometer) ging door prachtig bergachtig gebied, de Nag Pahar (slangenberg). Pushkar is gebouwd rondom het heilige Pushkarmeer. Volgens de legende dankt het meer zijn bestaan aan Brahma, die een lotusbloem liet vallen, waardoor op die plek een heilige bron ontstond, wat een meer werd. In Pushkar mag geen vlees gegeten worden of alcohol gedronken (officieel dan). Het hotel waarin we terecht kwamen was ook een klein beetje rommelig. In de eetzaal vlogen nogal wat vliegen, die nogal eens op je bord landden. We gingen lopend naar het centrum. Ik vroeg Olivier of hij wel mee kon, omdat hij die middag nog twee keer bijna flauw gevallen was. Maar hij stond erop om mee te gaan. We spraken af terug te gaan als hij het niet volhield. We liepen naar het centrum, waar een mooie tempel te zien was en het heilige meer. Het was bloedheet. Daar aan gekomen wilde Olivier terug. Rogier wilde toen ook mee, dus gingen we op zoek naar een tuktuk. In het hotel aangekomen is Olivier gaan liggen en Rogier ging beneden even op internet. Normaal ben ik daar niet voor, maar nu had hij ook niets anders te doen omdat we het hotel niet uit konden, vanwege Olivier. Ik ging op bed lezen. Toen we ’s avonds wilden eten (de anderen waren nog in het centrum en zouden daar ook naar een Bollywoodfilm gaan kijken), bleek het hele hotelrestaurant donker! Ik vroeg of we nog iets konden eten en de lichten van de eetzaal en de keuken werden ontstoken. Jammer genoeg werden de rolluiken voor de grote ramen tegelijkertijd gesloten. Dus konden we niets meer van de straat zien. Uiteindelijk hebben we toch aardig gegeten (pasta). Op tv keken we naar een zangwedstrijd voor voor kinderen; little champs, dat was best leuk.

Dag 8

Olivier was gelukkig een heel stuk opgeknapt, voelde zich weer bijna de oude! We hadden een lange rit voor de boeg naar Udaipur. De veertig kilometer per uur die in India gewoon is, haalden we volgens mij niet eens. De weg zat vol vrachtwagens volgeladen met enorme blokken marmer van wel anderhalve kubieke meter per stuk. Ze reden langzaam, dus de chauffeur moest steeds inhalen, dit tot ieders grote spijt, want het inhalen in India is doodeng! Alles mag: snijden van je voorganger, maar enger nog: het eveneens snijden van de (soms frontale)\’a0 tegenligger!! Sommigen gingen achterin de bus zitten om het niet te hoeven zien. De rest bekeek de inhaalmanoeuvres tenenkrommend. Toen we nog zo’n vijftig kilometer te gaan hadden, brak spontaan de enorme voorruit van de bus! Glas vloog door de bestuurderscabine. De chauffeur kon de bus snel aan de kant zetten. Wonder boven wonder hadden de chauffeur en bijrijder geen wonden! Mensen kwamen razendsnel vanuit alle hoeken toegestroomd om naar deze gebeurtenis te kijken. Zelfs een bus, waarop allemaal mensen op het dak zaten, parkeerde om dit eens goed te bekijken. Wij als inzittenden van de bus, maakten allemaal foto’s van de chauffeur en de bijrijder, die de ruit minutieus eruit haalden (ook weer wat eigenlijk). Het glas kon/ mocht zo de berm in. De chauffeur testte de pedalen, waar toch nog te veel glas onder las. Dus daar werd een hele berg onderuit geschept. Doorrijden maar. We stonden immers op het platteland, dus een nieuwe ruit was niet voor handen. We hadden tot dan toe nog geen druppel regen gehad, maar vijf minuten nadat we zonder ruit vertrokken waren, begon het vreselijk te hozen!. Toen de chauffeur en bijrijder te nat waren, werd de bus aan de kant gezet. Van alle kanten uit de bus werden paraplu’s, regenponcho’s of hoedjes aangeboden. Uiteindelijk zat de chauffeur achter het stuur met een op gestoken paraplu. Geen gezicht natuurlijk! Toen het enigszins droog werd reden we verder. De rit was prachtig! Mooie groene puntbergen, zoals je die wel eens ziet op foto’s van China. Toen we Udaipur bereikten, reed er een politieauto voor ons: We worden aangehouden! zei ik nog. Maar de politieauto sloeg gewoon rechts af. Twee agenten die op een kruispunt het verkeer leidden zagen de bloemenslinger die voor de verdwenen voorruit hing, wild naar buiten zwaaien. Maar de ene agent tikte de ander aan en zei (denk ik): Kijk, die heeft geen voorruit. Geen probleem dus! We hadden een prachtig hotel, dus dat was fijn. We maakten nog een avondwandeling door de stad. We zagen prachtige tempels, waar men aan het bidden was. En bij de Jagdish-tempel in het centrum zagen we sadhoes. In de tempel was een ritueel gaande met mooi gezang en gezwaai met vlaggen van pauwenveren voor een schommelstoel vol bloemen en met een godsbeeld erop.

Dag 9

Wat een gave stad is Udaipur! In de boeken staat dat een van de meest romantische steden van India is vanwege de vele paleizen en meren. Nou, geen woord te veel gezegd! Er heerst hier een sfeer alsof er geen boze buitenwereld bestaat. Heel veel tempels en aardige mensen. Die morgen kwam Maihipal in de hal van het hotel en vroeg of ik nog een Maharadja-painting wilde kopen. Dat had ik hem eerder gevraagd, omdat het me leuk leek een schildering van een man in tulband te kopen. Hij zou mee lopen en ons naar een Art School brengen, waar geen nepspullen verkocht werden. Nadat er heel wat doekjes en doeken uitgerold waren, wees ik nogmaals op een Maharadja-schilderij dat aan de muur hing, want tot nu toe kregen we alleen stadsschilderijen te zien. Ineens kwam hij met een heel mooi schilderijtje met een muzikant in Indiase kledij aan. Tweehonderd euro en voor een euro werd hij ingelijst.

Daarna hebben we vanaf het Citypalace een boottocht over het meer gemaakt. Kleine bootjes met twee rijen van drie stoelen lagen aangemeerd, compleet met zonneluifel. Nadat we allemaal een zwemvest aan hadden gedaan vertrokken we. De boot voer een heel stuk langs de stad en op trappen zag je vrouwen de was doen, mensen zichzelf inzepen en afspoelen en kinderen sprongen vanaf hekjes het water in en zwommen met z’n allen. We voeren langs een aantal paleizen die in het meer lagen. Op een daarvan konden we een half uurtje rondwandelen. Het was er prachtig! Vijvers, tuinen, palmbomen en een prachtig paleis met een aantal bijgebouwen. Nadat we de zwemvesten weer aan hadden gedaan voeren we terug naar het Citypalace. Daar liepen we langs het paleis het centrum in. We kwamen ook weer langs de Jagdish-tempel waar we de vorige dag het ritueel met zang hadden gezien. Er zat een sadhoe buitenop de trap en die wenkte Reinier. Of hij met hem op de foto wilde. Ik maakte eerst een stuk of vijf foto’s van hem alleen en haalde daarna Olivier en Rogier, zodat ze met zijn drieen met de man op de foto konden. Toen ik met hen terugkwam zei Reinier: ” Hij heeft intussen wel even zijn kunstgebit aan gedaan.” Dat bleek in een zakje in zijn broekzak te zitten. Ik was blij dat ik eerst foto’s van hem alleen gemaakt had, want nu was het een en al Prodent-lach. Maar de foto’s zijn wel heel leuk!

Daarna gingen we naar de trappen bij de rivier. Hier waren we de vorige avond al even geweest tijdens de avondwandeling met z’n allen en toen zag het er erg leuk uit. Via een prachtige poort met meerdere bogen kwamen we op een pleintje dat aan de trappen lag die naar het water liepen. Koeien liepen naar wat eten te zoeken. Er zaten een vrouw en dochter in prachtig felle sari’s, rood en geel, oorbellen en armbanden te verkopen. Kinderen waren aan het zwemmen en sprongen vanaf een hek in het water. Al snel kwam een meneer met een prachtige tulband met vele fellen kleuren, naar ons toe. Het bleek de echtgenoot en vader van de dames met de armbanden te zijn. Hij had een snaarinstrument waarop hij begon te spelen. Reinier en Rogier mochten het ook proberen. Rogier kreeg er zowaar nog een redelijk geluid uit. Ik zat op een betonnen verhoging aan het water naar hen te kijken, toen de man met een bruin leren mapje naast me kwam zitten. Hij pakte een geplastificeerde bladzijde uit een tijdschrift, waarop hij te zien was, met zijn mooie veelkleurige tulband op het hoofd. Het kwam uit een Frans tijdschrift.

Daarna vertelde hij dat hij acht kinderen had en pakte een foto van uit het leren mapje. Hierop stonden een stel kinderen in een dorp in de woestijn. Ik had hier wel uren kunnen zitten. De man pakte zijn snaarinstrument weer en begon te spelen, omdat er weer wat mensen aankwamen. Bij zijn vrouw kocht ik twee armbandjes en de man vroeg of ik zijn CD met zijn snaarmuziek wilde kopen. Achteraf heb ik toch een beetje spijt dat ik dat niet gedaan heb, want hij was zo aardig. Gelukkig heb ik zijn muziek nog wel “op film” staan. Toen we de poort weer doorgingen kwamen we weer in het straatje met de auto’s en de koeien. We zagen een heel leuk overdekt terrasje in felle kleuren beschilderd en opgevrolijkt met mooie planten. Op ijzeren stoeltjes met een kussentje zaten we aan een ijzeren tafeltje. Het was vrij druk, met eerlijk gezegd alleen maar Westerlingen. Het had een keurig toilet met Dettol op de wastafel. Daardoor durfde ik een heerlijke cappuccino met warme melk te bestellen en een meergranenbroodje met kaas. Heerlijk! Reinier, Olivier en Rogier namen een sandwich. Al etende keek je zo uit op de rivier, die je door de poort nog kon zien (en zelfs ook de man met het snaarinstrument). Koeien scharrelden langs het hekje van het terrasje Ook weer zo’n heerlijk plekje! Na nog wat door de straatjes te hebben gelopen gingen we terug naar het hotel. Op de kamer stond een waterkoker en theezakjes. Met een heerlijk kopje thee keken we op de televisie naar een muziekclip. De clip leek een uur te duren. Er waren alleen mooi geklede mannen te zien op paarden met zwaarden in hun hand. Zij werden bekeken door even mooi geklede vrouwen, die met een ongeruste blik op het gezicht het zwaardgevecht van de mannen volgden. Buiten het typisch Indiase gezang hoorde je ook een ” slangenbezweerders-fluit”, zwaardgekletter, hinnikende paarden en loeiende koeien. Na het eten wilde ik graag nog even naar de Jagdish-tempel om nog een keer de ceremonie met muziek te zien. Reinier ging ook mee, want die had het de vorige avond niet gezien, omdat er een groepje naar de geldautomaat ging, en de rest even in de tempel ging kijken. Het was weer even druk en indrukwekkend als de vorige avond. Toen we de hoge tempeltrap weer af liepen, zagen we Ben, Brigitte en Janien. Met twee tuktuk’s gingen we terug naar het hotel. Daar zagen we aan de overkant een heerlijke Amerikaanse koffiezaak en konden daar een heerlijke cappuccino en espresso drinken. Bij het oversteken naar het hotel zagen we weer een aantal mannen met de voor India bekende grijsdekking; henna. Plukken grijs, of hele kapsels zijn knaloranje of hebben een oranje gloed.

Dag 10

Vandaag een mindere dag. Na heel wat anderen had ik vandaag de “diarree-beurt”. De lange busrit deed de ingewanden ook niet goed. Het gehobbel wekte het alleen maar op, met als gevolg dat we in de berm stopten. Margreet moest ook naar het toilet. Zij ging vlak bij de bus zitten, maar ik liep toch maar even door totdat de bus uit zicht was. Wat een opluchting! Later zag ik dat een herder met een stel geiten het tafereel stond te bekijken. Nou ja, die zien we toch nooit meer. We hadden nog wel een stop in Ranakpur. Hier staat de 15e eeuwse Chaumukh-tempel, een van de mooiste jain-tempels. Nou, geen woord teveel gezegd. Binnen zie je prachtig beeldhouwwerk in marmer, waaronder 1444 zuilen! Geen twee zuilen zijn hetzelfde. Een prachtplek!

Dag 11

Vanmorgen kon ik vanwege koorts en buikklachten niet mee Jodhpur. Wel jammer om de blauwe stad te missen. Rogier wilde bij mij blijven, ook al hadden anderen aangeboden op hem te letten. Om een uur of een stelde ik voor toch een tuktuk te nemen en even in de stad te gaan kijken, anders vond ik het zo zonde. Buiten voor het hotel stond er gelukkig een en ik vroeg of hij ons bij een artcraft-winkel wilde brengen. Bij de tweede winkel zag het er naar uit dat ze een kaarsenstandaard zouden verkopen, waarnaar ik nog op zoek was. De chauffeur van de tuktuk zou buiten wachten. Het bleek een groothandel voor antieke spullen te zijn, die voornamelijk aan het buitenland verkoopt. We liepen door de enorme kelder die volstond met een keur aan antiquiteiten. Ik zag niet wat ik zocht en de jongen vroeg ons nog even te gaan zitten, zodat hij wat spreien kon laten zien. Gelukkig kregen we een fles water, want het was verschrikkelijk heet. Omdat ik me niet tof voelde nam ik vrij snel vier kussenhoesjes en een sjaal. Wel spijtig van de prachtig geborduurde spreien, want toen de anderen terug kwamen, bleken ze naar het andere ” filiaal” geweest te zijn en de mooiste spreien gekocht te hebben. De tuktuk-chauffeur stond nog steeds voor de winkel. Ik vroeg hem bij een kraampje te stoppen om Menthos te kopen, maar hij wist een beter adres. We stopten bij een winkeltje, waar zo’n bijzondere sfeer hing! Het was een kruidenier en de eigenaar was bezig een grote wierookstandaard aan te steken. Met een stok met vuur liep hij door de winkel. De klanten bleven rustig wachten. Echt een Indiaas momentje. Gewapend met Menthos kropen we de tuktuk weer in en werden weer bij het hotel afgezet. Om vier uur kwamen de anderen terug en vertrokken we naar de Bishnoi-dorpjes. Deze mensen aanbidden de natuur en zijn vegetarisch. Ze houden buffels, schapen en geiten voor de melk. Ze dragen witte kleding en een witte tulband. Deze tulband bestaat uit zeven meter stof. De vrouwen dragen waaiervormige neusringen, grote enkelbanden en metalen armsieraden. (Jammer genoeg zouden we in totaal maar een vrouw zien, die wel een neusring met ketting eraan droeg, die bij de oorbel uitkwam. Ook had ze veel armbanden om). Buiten bij het hotel stonden een aantal ” Kuifje-Jeeps” klaar om naar deze dorpjes te vertrekken, die in woestijnachtig gebied liggen. We stopten als eerste bij een pottenbakkersfamilie. Er werd daar van alles van klei gemaakt, tot eeltraspen voor de voeten aan toe! Leuk om te zien! In het volgende dorpje werd opium gerookt. Dit was wel grappig. De mannen moesten natuurlijk allemaal even de tulband op voor een foto. Als laatste gingen we naar een wever. Er barstte een enorme moessonbui los en het erf stond volledig onder water! Met bakken kwam het uit de hemel.

Na deze bezoeken stopten we op een prachtig plekje in woestijnachtig landschap bij een meertje. Nu kwamen de flessen drank, frisdrank en chips te voorschijn, die Mahipal op de heenweg had gekocht. Het was de bedoeling dit bij zonsondergang op te drinken, maar het miezerde zachtjes. Maar dat gaf niet. De sfeer was bijzonder en de locatie prachtig! We zagen vier pauwen in de bomen om ons heen, die flink van zich lieten horen.

Dag 12

Vandaag een lange rit voor de boeg. Omdat er onderweg geen goed restaurant zou zijn, adviseerde Mahipal om in Jodhpur langs de weg wat fruit (ik kocht een zak custardappels, een soort granaatappels met witte binnenkant, die je ook open kunt breken en de losse vruchtvleesstukjes op kunt eten), koekjes en drinken te kopen. Onderweg hadden we een stop, omdat de chauffeur moest rusten. We stopten in een stadje, bij een restaurant dat aan een kruispunt lag. Het klinkt niet aardig, maar het zag er zeer ranzig uit! Zelfs op de stoelen ging je liever niet zitten. We liepen een beetje langs de weg. Er stopte een auto bij het restaurant. De achterbank was eruit gehaald en in dat gedeelte zaten tien mensen. Ze waren onderweg naar Nagaur en wilden graag een Engels gesprekje aanknopen. Waar we vandaan komen en hoeveel kinderen ik heb. Ze wilden heel graag op de foto. Voor die gelegenheid werd er ineens een kindje van een jaar of anderhalf tussen de banken vandaan gehaald. Dolblij omdat ze op de foto stonden stapten ze allemaal weer in de auto en reden verder. Om zo’n uur of vier kwamen we in het hotel in Bikaner aan. Het was een prachtig hotel; een soort (roze) paleis. De hal binnen was prachtig beschilderd en er was een “gouden” panoramalift. Na de koffers op onze kamers gezet te hebben, vertrokken we richting woestijn. Het was niet echt een zandwoestijn, er was vrij veel groen te zien, dat als pollen en struikjes tussen het zand groeide. Op een gegeven moment werden de wegen te smal voor de bus en stapten we over in dromedariskarren. Heerlijk wiegend liepen we in stilte door het landschap, alleen met het geluid van de ploffende voeten van de dromedaris in het zand. Er kwamen wat zandduinen in zicht. Ineens stond er een soort fort. Daar stonden mensen in prachtige kleding en mooie tulbanden te wachten. Er stonden twee halve cirkels met tafels en stoelen in het zand. De tafels waren keurig gedekt, als in een film. Mooie tafelkleden, servies en wijnglazen. Op een betonnen plateau in het midden van de tafels, maakten muzikanten muziek en er werd gedanst door twee meisjes in prachtige kleding. De keurig geklede obers kwamen steeds met een schaal met een klein gerecht dat ze op de borden legden. Het eten was heerlijk. Het was heel gezellig. We keken naar de sterren en luisterden naar de muziek en genoten van de dansende meisjes. Kortom, een heel bijzondere avond!

Dag 13

Na het ontbijt gingen we niet mee naar de rattentempel. In de reisbeschrijving van het reisburo stond dat Bikaner op een oude karavaanroute ligt en dat er een lange bazaarstraat naar het fort leidt. Dus wij met de tutktuk naar “de markt”. De chauffeur zette ons af in een brede straat en zei dat dit de markt was. Ik verwachtte een lange straat met veel locale kraampjes met hopelijk wat typisch Indiase souvenirs. Maar het was “National Geografic Channel India” ! Geen kraampjes dus maar een ontzettend drukke straat, met oude vervallen huizen en kleine winkeltjes voor de dagelijkse benodigdheden. Op straat reden veel auto’s en brommers, er liepen kamelen, paarden en wagens getrokken door ossen. Overal lag afval en koeien lagen midden op de weg of aten van een berg neergegooid groente-afval. Geen toerist te zien. We keken onze ogen uit. Op gegeven moment zagen we een man op de grond liggen, die helemaal, maar dan ook helemaal, onder de vliegen zat. ” Leeft hij nog wel?” vroeg Rogier. Op dat moment draaide hij zijn hoofd naar ons toe en zijn grote, holle ogen keken ons aan. Dat ging door merg en been!! We liepen over een rails, een enkel-spoor dat de straat in de breedte overstak. Hier zal toch geen trein rijden, vroegen we ons af, omdat de rails tussen twee huizen vandaan kwam? Na nog een stuk verder gelopen te hebben, besloten we terug te gaan naar het hotel. We vonden snel een tuktuk, die al na korte tijd stopte. We stonden achter een blokkade van auto’s, tuktuk’s en andere vervoermiddelen. Olivier stak zijn hoofd even uit de tuktuk en zei:” Ik denk dat de trein eraan komt!” De chauffeur bevestigde dat. Ik zei dat we even gingen kijken en liepen naar de spoorbomen. Niet te geloven: tussen de twee huizen doemde een enorme locomotief op, die rakelings langs de muren reed. Er volgden vele wagons, waaraan mensen op treden stonden of zaten. Niet te geloven, een trein door zo’n drukke straat. Wel weer heel bijzonder om mee te maken. Nadat de spoorbomen weer open waren, kwam het verkeer langzaam op gang en gingen we verder. Ineens zagen we midden op straat de man zitten, die eerst nog op de stoep lag. Tussen tientallen optrekkende brommers, auto’s en tuktuk’s zat hij daar!! Niemand stopte, niemand hielp hem. We waren nog net op tijd terug bij het hotel om mee te gaan naar het Junagargh Fort. Ook dit fort was van roze stenen gemaakt. Bij de ingang waren al twee kleine tempels, waar het heel druk was met biddende mensen. De binnenkant van het fort was prachtig. Veel mooi beschilderde paviljoens. In de kamers stond nog veel meubilair van de laatst heersende maharadja’s, de muren soms bekleed met een bewerkte gouden laag. Vanaf het dak had je een mooi zicht op de tuinen. Aan het eind van de middag gingen naar een van de twee kamelenfokkerijen in Azie. Wel leuk om te zien, de kamelen in verschillende fasen. Er zaten grappige exemplaren bij, sommige met hele lange kinharen. We aten om acht uur op het dakterras van het hotel, wat zeer verrassend was! Een roze stenen omheining, zand met af en toe een plukje gras, bakken met bloemen en daar tussen in de tafels en stoelen. Je had er een prachtig uitzicht over de stad. Er werd muziek gemaakt en gedanst.

Dag 14

Vandaag onze laatste echte “hele” dag in India. Om tien uur vertrokken we weer voor een flinke rit. We maakten een stop in het district Shekhawati. Dit was vanaf 1471 een onafhankelijk staatje tot het in 1738 bij het koninkrijk Jaipur werd gevoegd. Het gebied ligt op een oude karavaansroute en zorgde voor een goede handel in opium, kruiden en katoen. Je vindt hier dan ook veel grote koopmanshuizen. We maakten een wandeling door een klein dorpje. Varkens en koeien liepen door de straatjes. De huizen waren oud, maar waren nog steeds bedekt met het originele houtsnijwerk en vele fresco’s. Het was er heel rustig en gemoedelijk, mede omdat er

geen grote verkeerswegen door dit gebied lopen. Hierna hadden we nog 150 kilometer voor de boeg. Het landschap was schitterend; knalgroen met stukjes woestijngrond ertussen. Op een gegeven moment stopte de bus in een piepklein dorpje, Surajgargh, ook met oude fresco-huizen. Het deed Middeleeuws aan. Omdat de bus in een bocht stopte dachten wij dat hij de draai niet kon maken, maar het bleek dat we hier zouden overnachten! Het hele dorp stond om de bus heen en er stond een tuktuk klaar voor de koffers. We liepen achter Maihipal aan en stonden na een aantal nauwe straatjes doorgelopen te hebben ineens voor een enorme fortpoort, met een grote zwartgeverfde deur met grote koperen sierschroeven erin. In die deur zat weer een klein deurtje waar je zo doorheen kon kruipen. Als in een film. De grote deur werd geopend en voor ons zagen we een flinke groene, goed onderhouden tuin. Daarin lag een stenen trap met bewerkte leuningen, die naar een prachtig fort leidde. Bovenaan de trap stond een man in spijkerblouse en broek en cowboyhoed. Hij omhelsde de mannen uit de groep en gaf de vrouwen een hand, nadat we eerst een ketting van oranje Afrikaantjes om hadden gekregen. We gingen naar binnen en kwamen in een hele mooie hal, ook weer met Maharadjameubels en veel schilderijen en foto’s. Dit was het fort van de keizer geweest. Later op het dak zagen we dat ernaast het fort van de koningin stond. Via allerlei kleine trappetjes en tunneltjes kwamen we bij onze kamers. Heel mooi beschilderde muren en een marmeren badkamer!! Zelfs een klein tv-kamertje. Toen kwam Olivier ons roepen en vroeg of we even naar hun kamer kwamen kijken. De kamer lag aan het ommuurde dakterras en had zes boogramen met een houten boogdeur in het midden. We kwamen een enorme kamer binnen met allemaal stenen bewerkte pilaren. Temidden daarvan stonden twee prachtige bedden met houtsnijwerk. Rond de bedden hingen gele doorschijnende gordijnen. Ook hadden zij een grote marmeren badkamer. Dit moet de kamer van de keizer geweest zijn, dachten we. Rogier vond onze kamer meteen klein. De man met cowboyhoed (“General Manager van de Maharadja”) had ons gezegd dat zijn zonen onderweg waren met geluidsboxen voor de disco. Toen we even later door een van de boogvormige openingen van het dakterras keken, kwam er net een wagen getrokken door een ezel de poort binnen. Op de kar lagen twee enorme boxen en nog wat apparatuur. Al snel hadden zij de installatie op het dakterras gebruiksklaar gemaakt. We gingen met z’n allen op het dakterras zitten waar zitjes stonden. We liepen ook wat rond om de prachtige fresco’s te bekijken die overal te zien waren. De muziek ging aan en obers kwamen de soep brengen. We waren de enige gasten. En er was een gezin uit Delhi waarvan de man bij de reisorganisatie met wie we reisden werkte, en die een kijkje kwam nemen. Ook stond er een jongen uit het dorp met een tafeltje met armbanden, die in het dorp gemaakt waren. Het was ontzettend gezellig!! Na een uur gingen we de eetzaal binnen. Ook weer een en al pracht. Heel mooi gedekte tafels en het eten was heerlijk. Dit was echt een topplek!!

Dag 15

In alle vroegte heb ik met Olivier nog door het dorp gewandeld. Daar kwamen we Marion tegen. Samen liepen we een schoolplein op en mochten de hele school zien, wat ontzettend leuk was. In alle klassen begroetten de kinderen ons en ze vonden het heel leuk dat we een kijkje kwamen nemen. Er werd zelfs nog een lied gezongen. Om elf uur was het tijd om te vertrekken en richting Delhi te gaan. Maar dat ging niet zomaar! De bus stond op dezelfde plek en erom heen stond het vol mensen. Hele schoolklassen in schooluniform dromden om de bus. De General Manager zei iedereen persoonlijk gedag en we werden door iedereen uitgezwaaid tot de bus de hoek om ging!

De weg was ontzettend slecht; vol kuilen en gaten. We reden dus heel langzaam, maar ja, wel weer een mooi uitzicht. Na zo’n tachtig kilometer werd de weg beter en reden we wat sneller. Eigenlijk hadden we weer een hele busdag. Aan het begin van de avond naderden we Delhi en we zouden nog gaan eten. Maar we kwamen in een gigantische file terecht!! Zesbaans en iedereen rijdt dwars door elkaar heen. Er reed een “Suzuki-busje-ambulance” met een sirene die uit een megafoon op het dak kwam. Niemand ging opzij. Ruim een uur hoorden we sirene tevergeefs loeien. Naast de rijbanen van de snelweg, lag een sub-weg die een meter lager lag en die stond helemaal onder water. Auto’s en brommers reden voor bijna de helft onder water! En de meesten wilden invoegen op de snelweg. Opvallend is de rust van de mensen. Volle bussen waarvan het dak ook nog vol mensen zat en waar ook mensen aan de trap naar het dak hingen. Iedereen ondergaat de file gelaten. We zeiden tegen Mahipal dat we het avondeten over zouden slaan, omdat we anders, zoals het er nu uitzag niet op tijd op het vliegveld aankwamen. We zagen een bord met een vliegtuig erop en waren blij, maar toen we dichterbij kwamen bleek dat het nog negentien kilometer was! We hadden in drie kwartier slechts twee kilometer afgelegd.

Ineens kwam er wat vaart in, maar toen bleek dat de file zich opsplitste naar een 18-baans tolstation! Er stonden zelfs tractoren en paard en wagens! Daarna kwam iedereen natuurlijk weer bij elkaar en stonden we weer vast. Uiteindelijk loste de file op en kwamen we op tijd bij de luchthaven aan. We namen afscheid van Mahipal, de chauffeur en waterman en zeiden dat het onvergetelijk was en bedankten hen uitgebreid. Het was nog een hele tour om de hal binnen te komen. Al je papieren moest je laten zien, ook de bevestiging van het reisburo, die sommigen al weg hadden gedaan of niet meer konden vinden. De beveiliging is daar ongelofelijk streng. Elke passagier wordt gefouilleerd. Rogier had nog een blikje cola in zijn tas, maar dat maakte douanier open, zodat hij het nog op kon drinken. Als afscheidsmaal namen we met de hele groep een MacMaharadja bij de MacDonalds. India was helemaal geweldig en nog elke dag koesteren we onze herinneringen. Vooral de aardige mensen zullen ons lang bijblijven.

Category: India met kinderen reisverhaalReisverhalenReisverhalen met kinderen buiten Europa

Tags:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

error: (c) metdekinderenopreis.nl