Gambia en Senegal met kinderen reisverhaal

Gambia en Senegal met kinderen reisverhaal

Gambia en Senegal met de kinderen reisverhaal

Augustus 2008, familie Van der Mark (volg onze facebookpagina!)

Over een half uur zullen we landen in Banjul, Gambia. Vanuit het vliegtuigraampje kon je heel mooi de straat van Gibraltar zien en dus ook twee continenten tegelijk. Daarna begon de rode gloed van de woestijn van Marokko. Inmiddels is het 22.18 uur plaatselijke tijd en we liggen uitgevloerd in bed. Op het vliegveld werden we vanmiddag opgehaald door Mo, onze gids en Jerry Nicky Lauda, de chauffeur van de kleine bus (vrij en nieuw en heerlijk met airco). Het was tijdens het inchecken in het hotel bloedheet. Het bleek dat we voor de airco moesten betalen en dus regelde de receptiemevrouw 3 x een ventilator voor op onze kamer. Deze werden geïnstalleerd door “Mr. Ventilator”, die meteen mijn schoenen de hemel in prees (?). Tijd voor een duik in het zwembad, waar omheen een terras en talloze palmbomen gesitueerd waren. Op de achtergrond klonk Afrikaanse muziek. Kan het heerlijker? Zalig om weer in Afrika te zijn!! Avondeten deden we in de tuin van het hotel. Het was wel aardig. We konden het desgewenst op smaak brengen met tomatenketchup van het merk “Herman”. Morgen naar Banjul, Bakau en Serekunda.

De volgende morgen werden we gewekt door twee prachtige vogels die achter elkaar “take the greep, take the greep greep” riepen; als ik het in (fonetisch) Engels uitspreek krijg ik nog steeds het Gambiagevoel. Een ontbijt van broodjes met marmelade, koffie en cornflakes. De chef van de eetzaal , die een stropdas met voorop het logo van C&A droeg, kwam steeds vragen of het smaakte. Daarna vertrokken we naar  de Katchically krokodillen farm, waar we de  vegetarische krokodil Charlie leerden kennen.

Het was een leuke rit door Afrikaanse compounds. Op een gegeven moment moesten we uit de bus en verder gaan lopen, omdat door de vele regen de weg weggespoeld was. We liepen door straatjes met veel spelende kinderen en meelopende verkopers van diverse artikelen. We kwamen bij de ingang van Kachikally, wat in het centrum van Bakau ligt. Er lopen krokodillen vrij rond. We zagen na binnenkomst al meteen een krokodil onder aan een trappetje liggen. We kregen wat uitleg en ineens komt er zomaar een krokodil  aanwaggelen, die op commando keurig ging liggen en zich liet aaien. Dit was Charlie.

Deze poel is meer dan 500 jaar oud en ontdekt door Chomping Bojang, een lid van een belangrijke Gambiaanse familie en palmwijntapper. Omdat men gelooft dat het water van de poel vruchtbaarheidsproblemen oplost, komen mensen zich hier wassen. Je betaalt dan wel iets, niet te veel, want  “uitbuiting” vermindert de heilzame werking van de poel. Na een leuk beeldje gekocht te hebben en geld voor krokodillenvoer gedoneerd te hebben, liepen door het groene omliggende bos terug.

We gingen richting Serekunda. Onderweg maakten we een tussenstop bij een batikfabriekje. Prachtige doeken wapperden in de wind. We kregen uitleg over hoe de doeken gemaakt worden en konden rond kijken. Erg leuk! In Serekunda bezochten we de markt. Je kijkt altijd je ogen uit! Kleuren, geuren en  bijzondere etenswaren.

De bus werd hierna het strand op gereden en daar aten we in een heel leuk restaurant met uitzicht op de Atlantische Oceaan.

In het hotel was het in de namiddag tijd voor een waterpolowedstrijd Gambia-Nederland, met veel “famous” poloplayers als Popo, Papa en Rose. Het Nederlandse team bestond vanzelfsprekend uit toeristen. Na het luisteren van het Gambiaanse volkslied kon de wedstrijd beginnen, die natuurlijk door Gambia werd gewonnen.

Het avondeten liep wat uit omdat de soeplepels en de diepe borden op waren. Snel dooreten want na het eten zou er een optreden in de tuin zijn van diverse Gambiaanse dansers en playbackers. De aankondigingen logen er niet om! Door een microfoon werden we constant geïnformeerd over de talenten: “Yes, yes, fasten your seatbelts ladies and gentlemen. Here is the professional, famous, international artist: “Electric papa!”. We keken met tien aanwezigen naar de optredens van de playbackers.

Op de derde ochtend vertrokken we voor onze rondreis. Na de steden Banjul en Serekunda hield de weg ineens op en reden we op rode aarde.

Het bijzondere was dat daarbij ook het landschap spectaculair veranderde. Ineens zaten we op het platteland; dorpjes, spelende kinderen, kleine marktjes met achter de tafels zeer kleurrijk geklede dames, rode stofwolken wanneer er een tegenligger passeerde, gaten in de weg. Kortom, een prachtige kleurrijke en zeer groene tocht!

Na zo’n vier uur rijden kwamen we aan bij Tendabacamp. Een Zweed heeft dit ooit opgezet als onderkomen voor de jacht. Er was zelfs een helikopterlandplaats. Nu is het een verblijf voor toeristen en het dorp is ook nog steeds bewoond. Het is er erg leuk. Kleine huizen en “rijtjeshuizen” met veranda en golfplaten dak.  Het staat vol bomen met wevervogels, hagedissen en vlinders. Er is zelfs een zwembad.

Kleine meisjes bekeken ons nieuwsgierig vanaf het muurtje voor hun huis. Die middag stond er een boottocht op de Gambia-rivier op het programma. Vanaf de boot zie je pas hoe breed de rivier werkelijk is!!

We zagen veel vogels (ijsvogels, een landende pelikaan, ooievaars, hamerkoppen). In snel tempo begon de lucht te betrekken en al snel volgde er een heuse tropische regenbui. Het werkte een beetje op onze lachspieren; met zijn twintigen in een bootje midden op de kreken van de Gambia-rivier, mangrovebos aan beide kanten en dan die ongelofelijke regenbui. Totaal doorweekt kwamen we weer in Tendaba aan.

Er zaten trouwens ook twee Gambiaanse vogelgidsen aan boord en een van hen zag mijn vogelboek “Birds of the Gambia and Senegal” en vertelde dat hij daaraan meegewerkt had. Hoe is het mogelijk; hij wees zijn naam in het boek aan. Wel makkelijk, want steeds als we een vogel zagen, riep hij de naam, bladzijde en het nummer van de betreffende vogel. Een giller!

’s Avonds hebben we heerlijk gegeten onder de enorme ronde, rieten overkapping, die dienst deed als restaurant. De kinderen uit het dorpje liepen er ook spelend rond.

De volgende dag: “Het is vijfuur in de middag en ik zit hier in Tendabacamp onder een rieten dak aan de oever van de Gambia-rivier. Aan de overkant klinkt een geweldig koor van vogels. Hier zitten ook de mooiste vogels en er lopen zo’n tien apen rond. Vanaf de oever aan de overkant zie ik een beschilderde houten boot deze kant opkomen. Kortom: een uitzicht en gevoel als in de Afrika-boeken en films. Het was een lange rit vandaag van zo’n tweehonderd kilometer. Momenteel zijn de anderen een wandeling aan het maken. Rogier is ziek, last van de buik, dus ik ben hier gebleven. Maar ik zit hier prachtig!”

De nacht die hier op volgde zal ik nooit vergeten. In de ronde hut, met alleen vliegengaas voor de ramen barstte op een gegeven moment een enorm jungle-orkest los! Kikkers, piepende vogels, krekels, apen. Je wist niet wat je hoorde. Die ochtend hadden we ontbijt aan de tafels onder het afdak aan de Gambia-rivier. De apen sprongen soms zowat op de tafel en werden door het personeel met een stok verjaagd, hierbij hevig met de stok zwaaiend en “Aarg, aarg!!” roepend.

Na het ontbijt gingen we twee keer met de pont de rivier over en reden richting Senegal. De weg was moeilijk te berijden. Er waren in de rode aarde enorme kuilen ontstaan die volstonden met regenwater. Sommige delen stonden zelfs geheel onder water. De kleurcombinatie was wel mooi; het knalgroen van de bomen en het rode water. Reinier, Olivier en Rogier vonden het een belevenis om zo door het water te rijden, behalve toen de bus een keer bijna omviel (voor het gevoel dan). Bij de grens moesten we een tijdje wachten totdat Mo weer terug was met onze zestien paspoorten. Er stopte nog een personenauto naast ons waar veertien mensen uitkwamen!!

Nadat de douanebeambte ook nog even het chassisnummer van de bus had opgenomen, werd met de hand de slagboom geopend; we konden Senegal in.

In eerste instantie was iedereen geschokt door de armoede die we zagen. In Gambia zag het er overal redelijk uit, wel oud en gebruikt, maar alles “deed het nog”. In Senegal was alles oud, stuk en kinderen liepen in kleding met gaten. Even zeer confronterend! De mensen waren net als in Gambia erg aardig. Vreemd genoeg was het hotel een oase; prachtig onderhouden, een bloemenweelde en prachtig zwembad, waar de jongens meteen indoken. De volgende ochtend vertrokken we voor een safari naar het natuurreservaat Niokolo Koba. De truck voor de safari stond al klaar. De chauffeur lag languit op een bank te slapen. We hadden meteen weer alle dorpskinderen om ons heen. De chauffeur werd intussen langzaam wakker. Het voertuig was omgebouwd tot safari-truck; in de “achterbak” stonden twee banken in de lengte met de ruggen tegen elkaar. Er was niet genoeg plaats, dus mochten de oudste kinderen op het dak, wat zij natuurlijk geweldig vonden. Kwaad kon het niet, want de auto kon er niet erg de vaart in zetten, bleek al vijf minuten na vertrek. We hadden ook een gids. Voor hem was geen plek meer, dus hij stond/hing  achter op/aan de truck. De rit was wel prachtig! We reden over een pad van rode aarde met aan beide kanten knalgroene bomen en struiken, met daar tussen gigantisch hoge termietenheuvels. Na zo’n half uur rijden zagen we onze eerste antilope. Wij roepen naar de chauffeur en snapten niet waarom hij niet meteen stopte, maar pas twintig meter verderop. Bleek dat de truck geen rem bezat, alleen een zwaar krakende, gammele handrem. Met evenveel herrie kwamen we weer in beweging. We zagen nog everzwijnen, bavianen en diverse antilopen. Het gebied was werkelijk prachtig.

Tussen de middag stopten we bij een hele oude lodge. Helemaal vervallen. Jammer, want in goede tijden moet het er prachtig uitgezien hebben. Een paradijs denk ik. Veranda’s die uitkijken op de rivier, midden in de jungle. We kregen allemaal een tupperware doosje met eten en een blikje drinken. Bijzonder was dat één van de andere tafels op en top gedekt was, tot en met chique wijnglazen toe. Kennelijk werd er toch nog af en toe gebruik gemaakt van de lodge, in ieder geval voor een maaltijd. Het had wel wat. Het leek een lokatie uit een film.  Apen zaten al geduldig te wachten op restjes. Na de lunch zetten we de rit voort. Ineens roept de gids achterop de wagen: “Luipaard!!” Wij: ”Luipaard, dat kan toch niet hier?” Wat we toen te zien kregen was erg bijzonder.

Het blijkt dat er vroeger veel luipaarden in dat gebied geleefd hebben. Er waren er een aantal jaar geleden nog maar twee over, een echtpaar. Nu leeft alleen het mannetje nog.

Omdat zij in de dorpen vaak oogsten aanknaagden en de mensen het gevaarlijk vonden, besloot men een terrein af te zetten. Niet zomaar een stukje grond, maar een gebied ongeveer zo groot als een voetbalveld is toen helemaal met hekken omheind. Hier konden deze laatste twee luipaarden hun oude dag doorbrengen, want men wilde ze ook niet doden. Ik moet eerlijk zeggen dat het luipaard, al zat hij in een omheinde omgeving, een zeer natuurlijk leefgebied had. Binnen het hek bleef de jungle gewoon de jungle, men heeft niets gekapt. Rangers geven het beest elke dag te eten. Het was wel spannend. De gids maakte speciale geluiden waar het luipaard op af kwam. Heel apart eigenlijk. We hadden nog een terugrit van tweeënhalf uur voor de boeg. Genoeg tijd dus om deze prachtige natuur in je op te nemen. Hierna even rekken en strekken en op naar het hotel, waar het heerlijke zwembad wachtte.

Na een rustdag rijden we naar de markt om zeep, suiker en rijst te kopen. We willen proberen vandaag een dorpje te bezoeken. Halverwege de middag stopt de bus en stapt Mo uit bij een piepklein dorpje, met een aantal rieten huisjes, omringd door maïsvelden en groentebedden. De dorpsoudste vindt het goed als we een kijkje komen nemen. We zijn nog geen tien meter van de bus vandaan, als er tientallen kinderen vanuit het maïs aan komen rennen. Ze gaan allemaal om ons heen staan. Mo overhandigt de spullen die we op de markt gekocht hebben. De dames nodigen ons uit binnen in hun huizen te kijken. Het ziet er keurig uit. Aangeveegd, een keuken met beschilderde emaille pannen, borden keurig opgestapeld. Buiten zien we hele jonge plantjes groeien, die met liefde verzorgd worden. Er lopen een stel geiten rond. Dit dorpje kan zichzelf helemaal redden.

Ontzettend aardige mensen die ons van alles vertellen via de gids. De grensprocedure verliep sneller dan op de heenweg, en we rijden Gambia weer binnen. In het grensdorp moesten we even wachten tot de we toestemming hadden om verder te gaan. Terwijl we daar stilstonden, kwam er een jongetje bij de bus staan met een “Toyota-shirt” aan, wat van boven naar beneden helemaal opengescheurd was. Ik gaf Nicky Lauda een Ronaldino-shirt uit de kledingtas die we hadden meegenomen. Het jochie begon helemaal te glimmen en liep dolgelukkig weg. Er was toen natuurlijk geen houden meer aan en we besloten de kledingtassen aan deze kinderen te geven. Nicky Lauda probeerde het op een rustige manier uit te delen, maar de kinderen werden zo enthousiast dat ze het uit zijn handen trokken. Zo gingen jongetjes er met een roze of bloemetjes t-shirt vandoor. Ze waren er in ieder geval blij mee. Gelukkig, want al deze kinderen waren wel aan iets nieuw toe.

Er volgde een lange rit naar Georgetown. De natuur was prachtig! Heuvelachtig, met ook hier weer dat heldere groen. We kwamen aan het eind van de middag aan in Baobolong Camp. Heel primitief, maar erg leuk. We hadden nu ook weer allemaal een eigen huisje tussen de huizen van de bewoners in. Oudere heren zaten in Afrikaanse kleding onder een veranda. Voor het eten maakten we nog een wandeling door Georgetown. Erg leuk: op de rode zandwegen liepen keurig geklede dames met de bekende Afrikaanse gevouwen doeken op het hoofd en allemaal met een grote tas. Er begon net een voetbalwedstrijd en de lijnrechter maakte nog even de lijnen scherp met een enorm kapmes.

De volgende ochtend liepen we naar de boot waarmee we een tocht over de rivier gingen maken. Er lag een leuke houten boot te wachten, geschilderd in vrolijke kleuren. De boottocht zou vier uur duren. Ik stond op het dek met mijn verrekijker, Mo en nog een andere vogelgids. Niet te geloven, de ene vogel na de andere! We zagen onder andere drie soorten ijsvogels, een palmgier, thick-knee-bird, mangrovereiger, wevervogels, arenden, kwakken. Op een gegeven moment passeerden we een boom met colobusapen, bavianen en zagen zelfs een nijlpaard onderduiken!

Tussen de middag werd de tafel gedekt en volgde er een heerlijke warme maaltijd. Rogier en nog twee andere kinderen zaten met hun gameboy te spelen en vol interesse kwam de kapitein het apparaatje ook even bewonderen.

Toen we vier uur verder aanlegden bij een steiger, stond Nicky Lauda daar al met de bus. Hier kon even lekker de airco aan. Hierna reden we naar de stonecircles van Wassu. Een hele bijzondere plaats. In dit gebied zijn op meer dan veertig plaatsen mysterieuze stenen cirkels gevonden. Deze steencirkels bestaan meestal uit tien tot vijfentwintig roestbruine megalieten, met verschillende diameter. Er wordt gedacht dat deze in de zevende of achtste eeuw zijn geplaatst. Men heeft nog niet kunnen achterhalen waarvoor de cirkels nu daadwerkelijk dienen. Er wordt gedacht aan begraafplaatsen, vanwege de vondst van menselijke botten en sieraden in het midden van de cirkels. Het kan ook zijn dat ze een ceremonieel doel hadden, zoals in Stonehenge. Het is er verschrikkelijk heet. Nadat we het bezoekerscentrum hebben bezocht adviseert Mo om niet te lang bij de cirkels buiten te staan, omdat het tegen de vijftig graden is. Wel net even tijd om een foto van Nicky Lauda met Rogier en Olivier te maken.

Terug op onze kamer in Baobolong Camp zien we door ons raampje met alleen gaas erin dat er een verschrikkelijk zwarte lucht aan komt. Het is zo warm, dat we van ellende op de bedden gaan liggen. Straaltjes zweet lopen van onze armen en gezicht. Dan gaat het waaien en barst er toch een onweer los! De platen van het dak rammelen aan alle kanten. Na een kwartier houdt de regen op. Bewoners uit de huizen komen met een bezem naar buiten, vegen alle afgewaaide bladeren weg. Stoelen worden afgedroogd, kinderen gaan weer spelen. Het leven gaat weer door. Buiten is het gelukkig wel een stuk koeler.

’s Avonds eten we aan een lange tafel onder een enorme Baobab-boom. Het smaakt goed. We zijn niet de enigen die aan het eten zijn. Aan een van de muren hangt een tl-buis. Daar gaan muggen op zitten, die door de hitte meteen het leven laten. Onder de lamp echter zit een heel stel kikkers te wachten tot de muggen naar beneden vallen en versmaden ze meteen.

De dag daarna hebben we een flinke rit van driehonderd kilometer voor de boeg naar Banjul. Na twee uur rijden stoppen we weer bij een piepklein dorpje, om de rest van de zeep, suiker en rijst te geven. Alle kinderen wilden op de foto en zichzelf daarna op het schermpje terug zien. Een aantal uren later rijden we Barra binnen, een stad aan de andere oever van de Gambia-rivier. Daar zullen we de pont naar Banjul nemen. We komen in een lange rij voertuigen te staan. De motor van de bus mocht niet aan dus de airco was uit; een ongelofelijke hitte dus. Na veel onderhandelen werd het ijzeren hek openschoven en konden er een aantal auto’s door rijden. Uiteindelijk mochten wij er gelukkig ook door.

Tegen de avond kwamen we weer in het hotel aan, waar we de eerste twee nachten van de reis ook verbleven. We kregen nu een kamer waar gelukkig een echte airco inzat. We aten met een heel stel in het restaurant op het strand. Hier besloten we  meteen de laatste dagen te gaan eten  omdat het heerlijk was. Men hield van reggae. Deze muziek stond hard aan en de obers trokken zich af en toe even terug in een hoekje van het terras om even lekker te dansen, waarna ze dan alsnog het eten kwamen brengen. Heel grappig. Rogier keer de hele zoutpot per ongeluk over zijn bord. Geen probleem; al reggae-dansend werd er een nieuw bord gebracht.

’s Avonds bestelden we bij het zwembad van het hotel nog wat te drinken. De ober kwam tien minuten na het opnemen van de bestelling terug en vroeg of we de cola misschien alvast af konden rekenen. Hij ging alle tafeltjes langs. Wat bleek: de cola was op en er werd nieuwe gebracht met een taxi, maar die konden ze op dit moment niet betalen. Na een kwartier zaten we allemaal met een lekkere cola na te genieten van de dag.

Een rustdag. De man met de C&A-stropdas informeerde weer hoe het ontbijt smaakte.  We hebben lekker gewandeld en op het strand fruitcocktails gedronken. Om half vijf gingen we met twee anderen uit de groep naar Tanji, een vissersdorpje verder naar het zuiden. De bewaker van het hotel had een jeep geregeld en hij ging met ons mee. Elke dag komt in Tanji de visvangst van de dag binnen en dat is een hele happening. Het hele strand staat en zit vol mensen. Mannen rusten nog even uit in teilen of kruiwagens. Vrouwen staan meestal al in de branding, want zij onderhandelen met de vissers over de prijzen. Als je wilde kon je op het strand ook nog scheermesjes, veters of tandpasta kopen. Een hele belevenis!!

Met deze dag kwam er een eind aan onze reis door Gambia en Senegal. Het is geweldig geweest! Prachtige natuur, aardige mensen. Ik wist van tevoren niet goed wat we konden verwachten, maar het heeft al onze verwachtingen overtroffen! De jongens hebben ook enorm genoten!! We hebben het er nog vaak over.

Category: Gambia en Senegal met kinderen reisverhaalReisverhalenReisverhalen met kinderen buiten Europa

Tags:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

error: (c) metdekinderenopreis.nl