Geschiedenis Cuba met kinderen
Cuba is een land met een bijzonder rijke geschiedenis die ver in de tijd teruggaat. Het heeft het land een bijzondere positie op het wereldtoneel opgeleverd en een rijke schat aan cultureel erfgoed. Tot de dag van vandaag is Cuba één van de laatste communistische landen in de wereld, wat het tot een veilige en boeiende reisbestemming maakt.
“Spaans eiland”
± 1000 voor Christus vestigen zich in Cuba de 1e indianen stammen, de Taino’s. Pas veel later werd Cuba ontdekt door Columbus, op zijn eerste reis in 1492. Hij was onder de indruk van de schoonheid van dit eiland en de vriendelijkheid van de inheemse bewoners. Op dit eiland maakten de Europeanen voor het eerst kennis met tabak. De hoofdstad Havana werd vooral gebruikt als tussenstop voor de met goud en zilver beladen schepen die vanuit Latijns Amerika naar Europa voeren. Daarnaast was Cuba relatief “strategisch” gelegen wat het tot een aantrekkelijk “bezit” maakte. Veel landen probeerden daarom Cuba te veroveren van Spanje.
Het eiland werd veroverd in 1511 door Diego Velasquez. In dat jaar werd de eerste Spaanse nederzetting gesticht in de buurt van Baracoa. Cuba werd bevolkt door Spanjaarden, Afrikaanse slaven en hun afstammelingen. Hoewel plantagelandbouw al snel tot ontwikkeling werd gebracht, was de belangrijkste functie van Cuba de bevoorrading van de Spaanse vloot. Cuba was, met uitzondering van een Engelse bezetting in 1762, steeds een Spaanse kolonie geweest. Cuba ontwikkelde zich tot de belangrijkste suikerproducent ter wereld. Deze ontwikkeling was mogelijk dankzij de slavenhandel en slavernij.
De verhouding van de Cubaanse elite tot Spanje was dubbelzijdig; Cubaanse planters deden liever ongehinderd zaken met de Verenigde Staten. Er gingen zelfs stemmen op om aansluiting te zoeken bij de VS. Daarentegen waren de planters afhankelijk van Spanje waar het ging om de handhaving van de openbare orde, met name onder de slavenbevolking, die in 1841 43% van de bevolking uitmaakte. De kwestie van de slavernij bleef een twistappel. Cuba blijft van 1800 tot 1868 een Spaanse kolonie. De slaven worden op de plantages vervangen door loonarbeiders. De elite op het eiland bestaat uit Spanjaarden en Creolen. Suiker en tabak worden de belangrijkste exportproducten, wat tot de dag van vandaag nog steeds het geval is. In 1845 werd de handel van slaven verboden. In 1850 ontstaat een opstand van Cubanen die in 1868 leidt tot een onafhankelijkheidsverklaring. De nieuwe republiek werd echter niet door Spanje erkend, wat leidt tot een eerste onafhankelijkheidsoorlog tegen Spanje (1868-1878). In deze oorlog speelden ook kleurlingen en vrijgemaakte slaven een grote rol. Spanje wist uiteindelijk de opstand te onderdrukken.
Relatie met de grote Amerikaanse broer
In 1886 werd de slavernij afgeschaft. De expansie van de suikerproductie werd voortgezet, mede dankzij de immigratie van 125.000 Chinese contractarbeiders. Het verzet tegen Spanje bleef wat onder leiding van de Cubaanse banneling José Mart¡ (1853-1895) leidde tot een definitieve oorlog (1895-1898). Alles veranderde toen in februari 1898 het Amerikaanse marineschip USS Maine explodeerde. Niemand weet wie de bom liet ontploffen, maar de VS dacht dat Spanje erachter zat en verklaarde Spanje de oorlog. Spanje verloor de strijd en in 1899 droeg Spanje de kolonie over aan de Verenigde Staten. Cuba kwam korte tijd onder Amerikaans gezag maar in 1902 verkreeg Cuba zijn onafhankelijkheid als republiek, met Thomás Estrada Palma als eerste president. Krachtens de grondwet behield de VS echter enkele rechten om ‘Cuba ‘s onafhankelijkheid te waarborgen’. De belangrijkste daarvan lag vast in het Platt amendement dat aan de VS het recht op interventie gaf én enkele marinesteunpunten, waaronder (voor een periode van 100 jaar) de Baai van Guantanamo. Tevens werd in 1903 een handelsverdrag gesloten dat de basis vormde voor verdere uitbreiding van het Amerikaanse bedrijfsleven in Cuba. In de jaren 1916 – 1924 was er dan ook veel sprake van Amerikaans bestuur en bezaten de Amerikanen bijna alle bedrijfstakken. De Cubaanse economie maakte een sterke, maar eenzijdige (op suiker gerichte) ontwikkeling door. Tot 1958 zou Cuba politiek en economisch zeer sterk van de Verenigde Staten afhankelijk zijn.
La revolution!
De gewone Cubaan kon steeds moeilijker rondkomen en de woede over de aanwezige corruptie nam toe. Op het hoogtepunt van de sociale onrust werd een algemene staking uitgeroepen door de verboden ondergrondse communistische partij. Dit leidde tot Cuba’s eerste dictatuur met aan het hoofd de opperbevelhebber van het leger, Fulgencio Batista. Hij werd niet herkozen en opgevolgd door president Eduardo Chiba. Deze populaire president waar het volk de hoop op vestigde, leed aan zware depressies en pleegde zelfmoord ( live voor de radio, 1951). Het moment voor Batista om een coup te plegen en terug aan de macht te komen. Batista legde het land een keiharde dictatuur op, zonder grondwet en parlement en met veel geweld.
Maar op 26 Juli 1953 kwam de “redding”. De jonge advocaat Fidel Castro viel samen met 125 medemilitairen het leger aan van Cuba. Dit deed hij samen met zijn broer en de arts Ernesto ‘Che’ Guevara. Vele landloze boeren en arbeiders sloten zich aan achter de idealistische jonge rebellen. Deze boekten dan ook na eerst een paar tegenslagen veel succes. In 1958 versloeg Castro het laatste leger van Batista en bevrijdde zo ook Havana van de dictatuur.
Ché Guevara
Ché Guevara staat synomiem voor vrijheidsstrijd. Hij is een wereldwijd icoon geworden, een mystiek figuur die voortleeft als één van de helden uit de Cubaanse revolutie. Hij werd geboren in een Argentijnse rijke socialistische bovenklasse familie, die hem zijn eerste kennismaking gaf met de ideeën van het communisme. Guevara studeerde als geneeskunde student aan de Universiteit van Buenos Aires om na vier maanden uit te vallen. Hij vertrok naar Guatemala om een communistisch leger te beginnen, maar vluchtte naar Mexico stad toen hij geen vrijwilligers kon recruteren. In Mexico stad ontmoette hij de Castro broers, die een communistische revolutie aan het voorbereiden waren, en was hij daarna al vlug op weg naar Cuba in het schip de “Granma”. Dat schip bracht Castro vanuit Mexico naar Cuba (en meerde op 2 December 1956 aan) en was de start voor de bewapende beweging die er in twee jaar in slaagde om de overwinning te behalen op Fulgencio Batista.
Na verscheidene posten in de nieuwe Cubaanse regering te hebben bekleed, verliet Guevara Cuba in 1966 om de revolutie in andere landen te verspreiden, eerst in Congo en later in Bolivia. Op 8 oktober 1967 werd Guevara opgepakt tijdens een door de CIA georganiseerde militaire operatie van het Boliviaanse leger en geëxecuteerd. De overblijfselen van Guevara en zes van zijn kameraden zijn bijgezet in een mausoleum in Santa Clara.
Varkensbaaiconflict
In 1961 vond vanuit de VS een aanval plaats op Cuba. Tot 1958 stond Cuba sterk onder invloed van de VS. Nadat Fidel Castro aan de macht kwam in december 1958, veranderde deze situatie snel. Cuba ontpopte zich onder Castro’s bewind tot een fervente tegenstander, mede doordat Cuba financieel afhankelijk werd van de Sovjet unie. In 1960 onteigende de Cubaanse regering alle Amerikaanse eigendommen, tot grote woede van de VS. Binnen de Cubaanse gemeenschap in de VS werd deze verwijdering en de aansluiting bij de communisten niet op prijs gesteld. Cubaanse activisten en bannelingen werden vanaf maart 1960 door de CIA getraind als voorbereiding voor een landingspoging op het eiland Cuba. Uiteraard werd de samenwerking tussen de CIA, dus de Amerikaanse staat, en de Cubaanse bannelingen geheim gehouden, omdat de VS hiermee inbreuk maakten op door haar erkende internationale verdragen. President Eisenhower, die het plan in werking had gezet, trad in 1960 af. Zijn opvolger John F. Kennedy, zag het aanvalsplan eigenlijk niet zitten, maar gaf toch toestemming. Op 17 april 1961 viel het invasieleger, bestaande uit 1400 manschappen, aan in de Varkensbaai en op Playa Girón. De aanval mislukte totaal.
De bemoeienis van de VS met deze aanval bleef uiteraard niet onopgemerkt. De VS werden door Cuba, de Sovjetunie en vele andere landen heftig bekritiseerd. Hoe dan ook, het leidde tot een isolatie van Cuba met een handelsembargo door de VS tot gevolg. Cuba raakte geïsoleerd.
Flirten met Rusland
Omdat Cuba nu geïsoleerd was van de VS (én Westerse bedrijven), was hulp van de Sovjet noodzakelijk. De voormalige USSR stak Cuba een helpende hand toe door onder andere suiker te ruilen tegen olie. Verder nam de handel met andere Oostblok landen toe. Ook op militair gebied steunde de Sovjets Cuba. Toen de Amerikanen dreigden binnen te vallen werden vele Russische kernraketten op Cuba geplaatst. Dit tot woede van Kennedy. Uiteindelijk is het gelukkig op een akkoordje gegooid, de Russen trokken hun wapens terug en de VS beloofde niet binnen te vallen. De wereld hield in die periode de adem in! Wel verscherpte Kennedy het handelsembargo.
De wereld van de revolutie
Iedereen die niet voor de revolutie was, was per definitie een tegenstander. Vakbonden werden ontbonden en de media kwam onder directe staatscontrole. Buurtcomités ter Verdediging van de Revolutie werden opgericht om contra revolutionaire activiteiten te voorkomen. Er wordt geschat dat in 1965 zestigduizend politieke gevangenen in Cubaanse gevangenissen en werkkampen zaten. Zulke werkkampen waren opgezet voor mensen die “heropvoed” moesten worden omdat zij een bedreiging vormden voor de revolutie in het bijzonder homoseksuelen, dissidente intellectuelen en ook katholieken. Iemand die uitkwam voor zijn geloof werd beschouwd als een anti revolutionair.
Vooral in het begin van de revolutie werd er veel geld geïnvesteerd in de gezondheidszorg, het onderwijs en de huisvesting. Eén van de bekendste overheidcampagnes van de jaren zestig was de campagne tegen ongeletterdheid. Hierbij werden ongeveer 250.000 vrijwilligers naar het platteland gestuurd om het daar voornamelijk heersende analfabetisme uit te bannen. Ché was minister van Industrie en president van de Nationale Bank. Hij startte een aantal programma’s die de economie omhoog hielpen, maar ook de totale samenleving. Fundamenteel in zijn plan voor de herverdeling van de welvaart was het centraliseren van de economie. Oftewel alle particuliere bedrijven nationaliseren, staatseigendom maken. In 1968 was elke Cubaanse particuliere onderneming genationaliseerd.
Het economisch beleid van het regime leidde samen met het Amerikaanse embargo en het vertrek van de best opgeleide Cubanen tot lege fabrieken en inefficiëntie. Dit zorgde voor een reeks crisissen en de landbouwproductie stortte in. In 1962 werd de rantsoenering ingevoerd die nog steeds van kracht is. In 1965 nam Guevara ontslag omdat hij weer revoluties wilde voeren, wat uiteindelijk in Colombia tot zijn dood leidde. Omdat de economie van Cuba behoorlijk belabberd eraan toe was, was Cuba gedwongen zich meer naar de wensen van de Sovjet Unie te voegen. Die eisten echter dat hulp alleen zou worden verleend als Cuba een meer orthodoxe communistische lijn zou toepassen.
Dit leidde in 1976 tot een nieuwe grondwet waarin het marxisme – leninsme als staatsideologie werd erkend. Ook was vanaf nu de Communistische partij de enige legale politieke partij. In een toespraak dat jaar tot de natie zei Castro: “ ik ben een marxist- lenist en ik zal dat zijn tot de dag dat ik dood ga.” Castro zelf beweerde dat het feit dat hij een marxist was verborgen had gehouden om een bredere steun te krijgen voor zijn revolutie. In 1976 werd Cuba lid van de gemeenschappelijke macht van de communistische landen.
Ondanks een kleine economische vooruitgang kreeg Castro in 1980 een duidelijk uiting van onvrede tegen de revolutie. Meer dan tienduizend Cubanen vertrokken naar de VS en vroegen daar asiel aan. In vijf maanden tijd verlieten 125 000 Cubanen hun land. Toen het communisme aan het instorten was in Europa raadde president Gorbatsjov van de Sovjet Unie, hervorming aan. Hier moest Castro niets van horen. De media in Cuba besteedde geen aandacht aan de gebeurtenissen in Europa, uit vrees dat de Cubanen in opstand zouden komen.
In 1990 kwam Boris Jeltsin aan de macht. Hij was veel bezorgder over de relaties met Washington dan die met Havana. Toen de Sovjet Unie ophield met bestaan hield ook de hulp aan Cuba op met bestaan. Hierdoor werd Cuba geconfronteerd met haar grootste crisis tot nu toe. Er werd een speciale periode in vredestijd afgekondigd en dat hield in dat er ontzettend bezuinigd werd. Er was bijna geen brandstof meer, vele kantoren en fabrieken vielen stil en op grote gedeeltes van de dag was er geen stroom. Ondertussen kreeg het leven op het platteland weer pre-industriële trekjes, toen de tractors vervangen werden door ossen. Ook de voedselsituatie werd kritiek. Veel fruit en groenten bedierven om dat er bij gebrek aan brandstof geen distributie meer plaats kon vinden. Tussen 1992-1994 was de ontevredenheid onder de Cubanen enorm en het aantal mensen dat illegaal per boot naar de VS vertrok nam gestaag toe.
In 1993 werd de regering iets liberaler. Kleine bedrijfjes mochten weer worden opgezet in meer dan 100 verschillende beroepen en de dollar werd nu ook geaccepteerd. In 1996 begon de economie van Cuba weer een beetje omhoog te kruipen. Onder andere in het toerisme kwam steeds meer werkgelegenheid. Dit was voor veel Cubanen de kans om in dollars uitbetaald te krijgen in plaats van peso’s . Ook de beroemde Havana sigaren zorgden voor winst. Maar Castro verbood de mensen hun eigen welvaart te creëren. Op privé restaurants werd zo ‘n hoge belasting gelegd dat de meeste moesten sluiten of ondergronds gingen.
Liberalisering van de economie leidt mogelijk tot meer particuliere ondernemingen. Afgestudeerden van de universiteiten, doktoren en anderen zouden hun eigen bedrijfje of praktijk openen. Dit is nu echter verboden, waarschijnlijk omdat de regering bang is dat er dan niet genoeg mensen overblijven in de slechter betalende sectoren. Het leidt tot een groot “overschot” aan hoger opgeleiden, die dan ook vaak naar het buitenland vertrekken. Dit alles omdat verbetering van de levensstandaard mogelijk zou kunnen leiden tot vermindering van macht van het zittende regime.
Tot slot
Het communistische regime heeft de toegang van vrouwen tot betaalde banen aanmerkelijk verbeterd. Vóór de revolutie maakte 20% van de vrouwen deel uit van de beroeps bevolking, nu is dat 40%. Omdat school verplicht was en kosteloos is, is de ongeletterheid onder de bevolking minimaal. De prestaties van de revolutie op het gebied van de gezondheidszorg zijn ronduit indrukwekkend. Cuba heeft niet alleen een voor de gehele bevolking gratis toegankelijk gezondheidssysteem opgezet, maar waarschijnlijk ook het meest uitgebreide van heel Latijns Amerika. Cuba heeft een heel ‘leger’ van doktoren opgebouwd tijdens de revolutie waardoor de gemiddelde levensverwachting op 75 jaar ligt. Het gemiddelde bij ontwikkelingslanden ligt op 60 jaar. Veel belangrijke doodsoorzaken komen op Cuba nauwelijks voor. En tenslotte, waar Cuba eerst fel op tegen was, wordt nu met open armen ontvangen: het toerisme.
Dit uiterst boeiende land zal zich altijd blijven oprichten, dat heeft de geschiedenis wel geleerd. Het maakt Cuba tot een geweldige vakantiebestemming, waar schoonheid van het land en de mensen hand in hand gaat met de tastbare invloed van de geldende overheidsregels. En daarnaast; ga NU, want mocht het handelsembargo met de VS worden opgeheven, dan zal Cuba er over 10 jaar waarschijnlijk héél anders uitzien.