Bryce Canyon Amerika met kinderen

Amerika met kinderen reisverhaal

Verenigde Staten met kinderen reisverhaal

Stijn, Ellen en kleine Teun in Noord Amerika: verslag september-oktober 2010

Meer info? (http://www.stijnenellen.com) En volg onze facebookpagina!

Route:

10-09-2010    Brussel
11-09-2010    Las Vegas
12-09-2010    Las Vegas
13-09-2010    Zion NP
14-09-2010    Zion NP
15-09-2010    Zion NP
16-09-2010    Grand Canyon NP, North Rim
17-09-2010    Grand Canyon NP, North Rim, Page
18-09-2010    Horseshoe Bend, Monument Valley, Goosenecks SP, Mexican Hat
19-09-2010    Mesa Verde NP, Durango
20-09-2010    Silverton, Million Dollar Highway, Ouray
21-09-2010    Ridgeway, Colorado NM
22-09-2010    Scenic Byway SR 128, Arches NP, Moab
23-09-2010    Arches NP
24-09-2010    Canyonlands NP: Island in the Sky, Dead Horse Point SP
26-09-2010    Natural Bridges NM
26-09-2010    Route 95, Goblin Valley SP
27-09-2010    Capitol Reef NP
28-09-2010    Bryce Canyon NP
29-09-2010    Cedar Breaks NP
30-09-2010    Kolob Canyon (Zion NP), Valley of Fire SP
01-10-2010    Las Vegas
02-10-2010    Vliegtuig

Mormonenhormonen

We gaan Amerika ontdekken! Als vertrekdatum hebben we 11 september uitgekozen – negen jaar na de aanslagen, de dag waarop Wilders Amerika gaat toespreken én de dag waarop een Amerikaanse dominee een rituele koranverbranding gepland heeft. Vroeger zou ik gebaad hebben in het zweet bij alleen al de gedachte aan deze vlucht, maar sinds ik beroepshalve een cursus positief denken volg is het allemaal anders. Veiliger dan vandaag gaat het vliegen niet worden! Alle controles staan op scherp, elke passagier is uitvoerig gescreend door de FBI en elke koffer zal minstens tien keer binnenstebuiten worden gekeerd. Om ons vertrouwen in het systeem te tonen hebben we drie bussen met wit poeder, drie flessen water en een boek getiteld “The plot against America” in onze bagage gepakt. We hebben er zin an.

Vindt Teun het ook leuk? Dát is vooral de vraag als we de 11e in het vliegtuig stappen. Vliegen met de baby ging prima binnen Europa, maar een trans-Atlantische vlucht is van een hogere moeilijkheidsgraad. Het lijkt echter allemaal wel mee te vallen. Onze zoon slaapt, of hij krabbelt wat rond in zijn eigen vertrouwde autostoeltje. Hij zit veilig ingesloten tussen ons en de vliegtuigwand. Het is eigenlijk wel relaxed: je hoeft je een halve dag niet bezig te houden met traphekjes, met rondslingerende nagelschaartjes en het schadevrij houden van je inboedel. Het ergste wat kan gebeuren is dat je kind zijn voorbuurman aan de haren trekt. Kortom, ouderschap wordt lekker overzichtelijk in een vliegtuig. Het vliegen zelf vindt Teun alleen maar leuk. Terwijl elke normale volwassene zweethanden en hartkloppingen krijgt van turbulentie begint Teun opgewonden te lachen als we in een luchtzak terecht komen. Ach, heel verrassend is dat niet; elke vader die zijn kind af en toe met een zwieper boven zijn hoofd tilt, weet dat baby’s dol zijn op microzwaartekracht.

Bij de stopover in Philadelphia moeten we zelf onze bagage ophalen en opnieuw inchecken. “Het is een heel gesjouw”, zegt Ellen, “maar zo weet je in ieder geval zeker dat je bagage goed aankomt.” NOT! Bij aankomst in Las Vegas rolt Teun’s tas met het bedje en de rugdrager niet van de band. We moeten dus de lost-en-found-officer inschakelen. Het voordeel van deze misser is dat onze grootste tas nu bij de voordeur van onze hotelkamer wordt afgeleverd. Hey, alweer dat positief denken!

Las Vegas

Ellen heeft voor de eerste nachten in Las Vegas een knus hotelletje geboekt. Het heet Excalibur en telt ruim 4000 kamers. Een gediplomeerd welkomheter vangt ons op bij de ingang en loodst ons naar een balie. Na het uitwisselen van hartelijkheden wordt ons gevraagd welke shows we willen gaan bezoeken. “What!? Willen jullie helemaal nergens heen? Not even the Shark Reef aquarium!?!” Voor straf worden we doorverwezen naar de incheckbalie. En laten we daar nou net naar op zoek zijn.

Onze kamer is op de zevenentwintigste verdieping van Toren II. Om bij de liften te komen moeten we de lobby diagonaal doorkruisen. Het is of we in een gekkenhuis zijn aanbeland! Aan de buitenkant ziet dit hotel er uit als het zomerverblijf van Koning Arthur, aan de binnenkant is de kitsch aangedikt met een laag sex, drugs & rock ’n roll. Het is De Efteling meets De Wallen. Overal staan gokkasten en pokertafels. Voor kinderbedtijd loopt er al een jongedame te strippen. Het publiek dat hier uithangt is minder glamoreus dan ik had verwacht: typisch Joe-the-Plumber die door zijn vrouw gestrikt is voor een vow renewal (“prima” zei hij, “maar dan wel in The Excalibur!”), Granny die haar bescheiden ouderdomspensioentje door een slot machine gooit, en hordes aangeschoten collegegirls die kirrend met een schildknaap op de foto gaan. Als Joran van der Sloot de kat is, dan is dit het spek.

Voor ons – onschuldige ouders op stap met een baby – is Las Vegas maar het start- en eindpunt van een kampeerreis. Het is nu zaterdag en we kunnen onze camper pas op maandag ophalen. Daarmee heeft het verhuurbedrijf ons een excuus verschaft om nog een dag tussen het spek te flaneren. Zondag ontbijten we in een fransachtige bistro aan The Strip. “Everything fantastic here?” vraagt onze sympathieke ober. Ik neem me plechtig voor om dit soort Amerikaanse toneelstukjes vrolijk mee te spelen, en om niet te gaan zeuren wanneer mijn cappuccino wordt bijgevuld met slootwaterkoffie. ‘s Middags lopen we wat shopping malls in en uit, en bezoeken we stiekem toch het Shark Reef aquarium. Met name de zaaghaai die zijn rondjes zwemt langs de rand van de glazen tunnel maakt indruk. Het is trouwens warm in Las Vegas, ruim dertig graden. Aan het eind van de middag zoeken we met Teun verkoeling in het zwembad van Koning Arthur.

De volgende ochtend nemen we een taxi naar een industrieterreintje even buiten Las Vegas. De heren van Cheapa Campa zijn nog druk bezig met opstarten. Duidelijk geen maandagochtendmensen. Gelukkig zijn we er vroeg bij want langzamerhand druppelt het vol met andere toeristen die ook hun camper komen ophalen. Voordat we de creditcard trekken, krijgen we een uitgebreide rondleiding door ons “Recreational Vehicle” (RV). Ik luister met een half oor mee – mijn andere oor heeft papadienst – in de hoop dat Ellen het wel allemaal onthoudt: de benzinetank, het propaangas, accu 1, accu 2, de watertank, het citywater, de grijswateruitlaat, de zwartwateruitlaat, de airco en de verwarming, het toilet, de binnendouche, de buitendouche, let je er wel op dat je beide ventielen opendraait of juist dichtdraait als je zus of zo doet, want anders…
“Is there a manual?” vraagt Ellen met lichte wanhoop in haar stem.
“I’m your manual!”
“So…you will come with us!” (nog meer wanhoop)
“…” (trekt zijn maandagochtendgezicht)
De RV wijkt qua inrichting iets af van onze reservering, en eigenlijk komt ons dat wel goed uit. We kunnen nu achterin een afgesloten slaaphoek voor Teun maken. De bus is bovendien een meter langer dan besteld. De gemiddelde Amerikaan zul je daar niet snel over horen klagen, maar wij hadden bewust een “kleine” bus geboekt. Een grote bus slurpt immers meer brandstof, is lastiger met manoeuvreren en parkeren, en mag op sommige plekken misschien niet eens komen. Maar goed – met een lengte van 25 ft (8 m) kunnen wij nog wel leven. Ook het inventaris van de camper is ruimer dan verwacht; naast een magnetron en een gasoven ligt er zelfs een gloednieuw broodrooster in de keuken. Als de papierhandel geregeld is kunnen we rijden. Nog even langs de Wal Mart voor proviand en dan begint de roadtrip.

Onze route loopt voor een groot deel over en rond het Colorado Plateau. Deze hoogvlakte ligt in de Four Corners Region in Utah, Arizona, Colorado en New Mexico. We verwachten hier veel spectaculaire natuur te zien. Gedurende miljoenen jaren heeft het oprukkende en terugtrekkende water in dit gebied een stapeling van geologische sedimenten opgebouwd. Zo’n tien miljoen jaar geleden werd deze hele spekkoek omhooggestuwd en vervolgens “aangesneden” door rivieren, weer en wind. Zo ontstonden de kloven van Zion, Bryce en Grand Canyon National Park, de tafelbergen in Monument Valley, het Capitol Reef, en ga zo maar door. Onze eerste bestemming na Vegas: Zion National Park in Utah.

Zion National Park

De route van Las Vegas naar Zion gaat door een kaal en dor woestijnlandschap. Langs de weg staan billboards van gladde advocaten die advies leveren bij letselschade, verkeersboetes, faillissement, echtscheiding en zelfs gevangenschap (“We will get you out as fast as possible”). Het is niet de meest inspirerende route, maar het geeft ons de gelegenheid om te wennen aan de bus. Op rechte, brede en gladde wegen is er niet veel aan, maar wegen zijn nou eenmaal soms bochtig, smal en hobbelig. Er rammelt van alles in de bus en boven de 65 mijl per uur stuurt het minder lekker. Maar zolang we niet te hard rijden en voor elke scherpe bocht of manoeuvre eerst praktisch tot stilstand komen, is het goed te doen.

Aan het eind van de middag zijn we in Zion NP. We schaffen een Nationale Parkpas aan en veroveren een mooi plekje op de Watchman Campsite aan de zuidkant van het park. Het eerste wildleven toont zich onmiddellijk: overal lopen eekhoorntjes en hagedissen. Herten gaan we hier zeker ook nog zien. Volgens onze buurvrouw op de camping zijn er zelfs beren in het park. Dat was niet de afspraak! Ellen had nadrukkelijk gezocht op beerloze bestemmingen. Moeten we nou anti-beer-spray gaan inslaan? Of eh, uitvinden?

Na onze eerste nacht in de camper is het tijd om het park te gaan verkennen. We kunnen met Teun natuurlijk niet elke uithoek bekijken, maar wat wel kan is de Pa’rus trail, een fietspad dat een paar kilometer de kloof in loopt. We willen Teun graag eens een “hertje” laten zien – zijn eerste (onbewuste) woordje – maar het zit er helaas nog niet in. ’s Middags stappen we op de shuttlebus die ons wat verder de kloof in brengt. Deze gratis shuttle is ongeveer tien jaar geleden ingevoerd toen Zion dichtslibde met files. Sinds die tijd mag je er met je eigen auto niet meer in. Een verstandig besluit, lijkt ons, als we de foto’s uit de jaren zeventig bekijken. Aan het einde van de dag zoeken we verkoeling in de Virgin River. The motherfucker that created this canyon is nu een maagdelijk kabbelend, Teun-vriendelijk beekje.

’s Morgens is Ellen voor dag en dauw uit de veren om de wandeling naar Angels Landing te gaan maken. Ze had zich al maanden verheugd op deze hike, en ik heb haar hiervoor een tijdelijke ontheffing van het moederschap verleend. Ellen stapt dus alleen op de bus richting het trailhead, en ik ga op stap met Teun in de wandelwagen. Ik loop met hem naar het Zion museum, wat niet heel avontuurlijk zou zijn als ik de rolstoelvriendelijke route had gekozen. In plaats daarvan moet ik allerlei off-road technieken aanwenden, zoals het klunen over boomstammen en het over een hek klimmen met Teun en de wandelwagen. Dat laatste deed me vaag denken aan het probleem van die boer die een kool en een schaap en een wolf naar de overkant van een rivier moet brengen. Als ik Teun eerst aan de overkant zet kan hij daar worden opgegeten door een beer, maar als ik eerst de wagen naar de andere kant til, dan kan hij juist aan deze kant worden opgegeten. Uiteindelijk los ik het probleem vrij pragmatisch op door de aanname te maken dat er geen beren in de buurt zijn. Enfin. Aan het eind van de ochtend is Ellen terug, razend enthousiast. Ze is richting Angels’ Landing gelopen tot even voorbij het punt waar de kettingen hangen (en nodig zijn); na dat punt werd het haar te eng. Desondanks was deze wandeling volgens haar nu al het hoogtepunt van de vakantie. Heb ik weer. En heeft Teun weer. ’s Middags gaan we naar Springdale, het “servicestadje” van Zion NP, om boodschappen te doen en een paar boeken te kopen. En we dompelen onszelf nog een keer onder in de Virgin River.

Grand Canyon National Park – North Rim

Onze volgende bestemming is nog zo’n toppertje: de noordrand van het Grand Canyon. Vanuit Zion moeten we eerst door de Zion-Mt Carmel tunnel, een tunnel die zo smal is dat het verkeer in escorte er doorheen wordt geleid. Ook na de tunnel is het uitkijken geblazen. We rijden langs een aaneenschakeling van bergwegwerkzaamheden (alleen al met het uitspreken van dat woord kan je verongelukken). Het laatste deel van de rit gaat door een vlakker gebied, langs bossen en grasvlaktes. Niets wijst erop dat we een van de grootste kloven ter wereld naderen. Pas als we de kampeerplek opzoeken die we al maanden geleden gereserveerd hebben, zien we dat de camping pal aan de rand van het Grand Canyon ligt. Dit is spectaculair! Living on the edge, literally. We installeren ons en lopen vervolgens langs de rand van de kloof naar Bright Angel Point. Het is een boswandeling met regelmatige ver- en diepgezichten. Ellen is zo gefascineerd dat ze al kijkend door de camera achteruit stapt en uitglijdt. Op haar been prijkt nu een smile-vormig litteken. Het kon slechter; er zijn hier legio mogelijkheden voor draadloos bungeejumpen.

Zo rustig als het op de trail was, zo druk is het bij Bright Angel Point. Van achter de grote ramen van Bright Angel Lodge hebben we een panoramisch uitzicht op het Canyon. Aan de overkant, op de zuidrand, zien we een rookpluim – een bosbrand lijkt het. Na een korte stop lopen we langs de rand van het Canyon weer terug naar de camping. Teun zit intussen bij mij achterop in de rugdrager, en dat doet ‘ie goed. Zijn gebrabbel houdt de stemming erin en de beren op afstand. Voor mij is het nog wel een beetje wennen. Ik loop niet dagelijks met tien kilo bagage op mijn rug, en al helemaal niet met bagage die meebeweegt, in mijn schouder knijpt of aan mijn pet peutert. Na een poosje wordt het rustig achter me. Onze zoon is in slaap gevallen. Een vertederend gezicht! Nu hij slaapt vergeet ik dat hij achterop zit – totdat hij plotseling in mijn oor niest en ik van schrik bijna de Grote Kloof in duik. Je verveelt je nooit met onze Teun.

De volgende dag nemen we met de camper de scenic route naar Cape Royal. Een van de uitzichtpunten is Roosevelt Point. President Theodore Roosevelt heeft zich hard heeft gemaakt voor conservering van dit gebied. “Niets meer aan doen,” zei hij, vrij vertaald, na het zien van dit landschap. Helemaal mee eens. Wat hebben wij in Europa nou voor kloven? Die van Verdon is de grootste, en hij is mooi, maar het staat allemaal in geen verhouding tot wat we hier zien. De naam Grand Canyon is helemaal goed: simpel, geen valse bescheidenheid, precies wat het is. Na Cape Royal rijden we naar Imperial Point vanwaar je een fantastisch uitzicht hebt over de uitgestrekte vlaktes in noordoostelijke richting.

Ons oorspronkelijke plan is om terug te gaan naar de camping en de volgende dag de zuidrand van het Grand Canyon te bezoeken. Dat is nog wel een flink eind omrijden (er zit namelijk een kloof tussen de noord- en de zuidrand) en we vangen signalen op dat het aan de zuidrand, met het weekend voor de deur, beredruk is. Bovendien beweren mensen die van beide walletjes gesnoept hebben dat het uitzicht vanaf de noordrand het mooiste is. Na rijp beraad besluiten we Grand Canyon South Rim te Boroboduren – dat is stijnenellen’s voor “bewust en opzettelijk een bezienswaardigheid die je niet mag missen missen”. Soms moet dat.

Lake Powell

De volgende stop op het programma is Page, bij Lake Powell, een groot stuwmeer in de Colorado River. Het begint al donker te worden als we aankomen. Bij de ingang van de camping staat het gevreesde “NO VACANCIES”. Ik doe of mijn neus bloedt, maar mijn hoop op een toegestoken zakdoek verdampt als ik de receptioniste zie. Haar gezichtsuitdrukking is volledig in lijn met het bordje boven haar hoofd. WE RESERVE THE RIGHT TO REFUSE SERVICE TO ANYONE, staat er. Anyone, dat zijn wij! Maar goed, vol is vol, daar kan zij ook niets aan doen. We rijden verder door het stadje, en overwegen te overnachten in een van de motels. Die zien er echter uit als in de film, van die bouwketen waar achter elke deur drie dode hoertjes liggen. Dan maar doorrijden naar de Marina, zes mijl verderop aan het meer. Daar zou nog een camping zijn. En passant rijden we zo Glenn Canyon National Park binnen. De receptie van Wahweap campsite is al gesloten maar voor laatkomers hangt er een overzicht van de laatste vrije plekken. We zetten de bus op een van die plaatsjes, lopen terug naar de receptie om de plek af te tekenen, zien dat iemand anders ons al voor is geweest, kiezen snel een andere…. Kortom, het blijkt nog een hele ratrace te zijn om in het weekend op de bonnefooi een plekje te bemachtigen. Praktisch gezien kunnen we best langs de weg overnachten – we zijn vrijwel zelfvoorzienend – maar het mag niet en het voelt ook minder veilig. Enfin, we zijn weer even onder de pannen.

Overnachten in Page is geen doel op zich. Wij kwamen hier voor Horseshoe Bend, een hoefijzervormige bocht in de Colorado. Vanaf de parkeerplaats bij de Bend ploeteren we in de niet meer zo koele ochtend een kwartier lang door het rulle zand – een zweterige aangelegenheid met Teun op de rug. Uiteindelijk worden we beloond met een mooi uitzicht op de meanderende Colorado River driehonderd meter beneden ons.

Monument Valley National Park

We koersen verder in oostelijke richting, naar Monument Valley. Het landschap dat voor ons opduikt is overbekend van foto’s en wild-west films, de uitgestrekte vlakte met de opvallende tafelbergen. Dit is ook Navajo Nation, een indianenreservaat anderhalf keer zo groot als Nederland. De Navajo, of de Dineh zoals ze zelf zeggen, hebben hun eigen bestuur inclusief een parlement en een president. Ze wijken ook af van de tijdzone; we moeten de klok een uurtje verzetten. Langs de weg staan rood-wit-blauwe vlaggen, die we achteraf niet helemaal begrijpen. De Navajo-vlag moet een rood-geel-blauwe regenboog bevatten. Was het geel bij al deze vlaggen verbleekt? Zijn wij kleurenblind? Of is dit een heel andere vlag? Wie helpt ons?

In het Visitor Center leren we het een en ander over de cultuur van de Navajo. Bijzonder is het verhaal van de Code Talkers. De Amerikanen gebruikten in de WOII een geheime code die gebaseerd was op de taal van Navajo. De Japanners hebben deze code nooit kunnen breken. Op deze manier hebben enkele honderden jonge Navajo als code talker kunnen bijdragen aan het beëindigen van de Pacific War. Wat ik ook opmerkelijk vond om te lezen: ingesloten in het gebied van de Navajo, op de top van enkele mesa’s, ligt het territorium van de Hopi. Anders dan de Navajo, die het contact met de Westerse samenleving en toeristen niet per se uit de weg gaan, hebben de Hopi gekozen voor een meer geïsoleerd bestaan. Tussen de Hopi en de Navajo onderling lijkt het ook niet te boteren. Daar zit je dan op je tafelberg, een eiland in de woestijn. Enfin, vanuit het Visitor Center kan je met een jeep een rondrit maken tussen de Mesa’s door, maar dat is met Teun jammer genoeg geen optie. Too bumpy.

We brengen een bliksembezoek aan Gooseneck State Park. Deze “ganzennek” in de San Juan River is in potentie vergelijkbaar met Horseshoe Bend, maar door de lichtval oogt het wat minder spectaculair. Wellicht een kwestie van verkeerde timing. We overnachten op een kleine camping in Mexican Hat. Na het gedoe in Page hebben we dit keer voor de zekerheid een plekje gereserveerd, maar dat blijkt geen garantie voor gedoeloos kamperen. De receptie is om kwart over zes al dicht. Op de deur hangt een briefje dat we de volgende ochtend wel kunnen afrekenen. Op zich geen probleem – alleen zouden we dan pas ’s morgens de sleutel voor de toiletten krijgen. We bellen de campingbaas voor een alternatieve oplossing, want wat is nou een camping zonder toilet, en bovendien: zo laat is het nou ook weer niet. (Ik moet erbij vertellen dat we een klein sanitair probleem hebben in onze Cheapa Camper; ons eigen toilet scheidt onaangename geuren af bij het minste of geringste bochtenwerk. Daarom hebben we besloten het gebruik te beperken tot het hoogst noodzakelijke.) Ellen weet de campingbaas over te halen om naar het terrein te komen – komt de beste man de trap aflopen! Hij blijkt gewoon boven de receptie te wonen. Dit soort gedrag verwacht je in een communistisch land, maar toch niet in Amerika?

Als ik de volgende ochtend voor vertrek het kampeergeld in de brievenbus gooi, staan er achter mij, tegen hun auto geleund, twee Afro-Amerikanen. “Can you help me with a dollar?” vraagt een van hen. Ik voel me instantaan onbehaaglijk. Opvallend hoe ons onderbewustzijn in dit soort situaties meteen snapt (of denkt te snappen) hoe de vork in de steel steekt. Talloze keren is ons in verre landen om geld gevraagd, en vrijwel altijd wisten we daar zonder zenuwen mee om te gaan. Je geeft iets of je geeft niets, je glimlacht of je kijkt streng, je maakt een praatje of je loopt door. In dit geval zal mijn onderbewustzijn ongeveer zo geredeneerd hebben: (1) Ze hebben een auto. Bedelaars hebben geen auto, gangsters wel. (2) Ze zijn met z’n tweeën. Bedelaars opereren in hun eentje, gangsters niet. Dus, (3), ze vragen één dollar, maar ze willen al mijn geld, mijn camper, mijn vrouw, haar camera en ons kind. Mijn onderbewustzijn (of, vooruit, ikzelf) weet in dit soort situaties altijd feilloos de minst gunstige strategie te kiezen. Ik had hun banden lek kunnen prikken. Ik had kunnen vragen of ze een pepermuntje blieven. Ik had “nee” kunnen zeggen en door kunnen lopen. In plaats van dit alles kies ik ervoor om de man niet te begrijpen.
“I’m sorry?”
“Can you help me with a dollar man?”
“Eh, sorry, what?”
“Can you help me with a dollar!?”
Doordat hij zijn vraag drie keer moet herhalen, wordt de situatie voor mij alleen maar ongemakkelijker. (Overigens verstond ik in eerste instantie echt iets anders, namelijk: “Can you help with the dollar” – alsof hij me vraagt om even de dollarkoers bij te sturen. Ik realiseerde me ineens dat ik met mijn drie-dagen-baardje en mijn intelligente blik wel wat weg heb van Federal Reserve president Ben Bernanke.) Maar goed, om een lang verhaal kort te maken, uiteindelijk mompel ik iets in de trant van dat ik al mijn dollars al in de brievenbus heb gegooid, en loop ik door. Ze hebben ons niet meer achtervolgd. Misschien kwam deze man gewoon een dollar tekort om een fruitmand te kopen voor zijn zieke oma. Mijn onderbewustzijn weet ook niet alles.

Mesa Verde National Park

We vervolgen onze route door een grotendeels verlaten gebied richting Mesa Verde. Al sinds het begin van onze reis zien we langs de weg regelmatig bordjes staan met de tekst “Adopt a Highway” en daaronder de naam van een persoon of soms van een echtpaar of familie. Mijn eerste associatie was dat het de namen zijn van mensen die op die plek verongelukt zijn en dat de nabestaanden dan uit eerbetoon een stukje snelweg mogen adopteren. Het had zomaar gekund met die Amerikanen. Op een gegeven moment kwamen we ook bordjes tegen waar hele scholen of legeronderdelen op stonden waardoor mijn theorie een ietwat onwaarschijnlijk karakter begon te krijgen. Onze volgende gok was dat de Amerikanen hun wegenonderhoud aan liefdadigheid overlaten. Ook niet heel plausibel, maar het kwam in de richting: de sponsors blijken te betalen voor het schoonhouden van ’s lands wegen.

In het gebied van Mesa Verde National Park zijn resten gevonden van een eeuwenoude beschaving, en dan heb ik het niet over een paar vaasscherven maar over klifwoningen, complete huizen gebouwd in de wanden van het ravijn. Respect! Zelfs vandaag, met de ladders van nu, moet ik er niet aan denken om deze woningen van dichtbij te bekijken. Ik maak in dit soort gevallen dankbaar gebruik van Teun als excuus (het hebben van een zoon geeft namelijk meer aanzien dan het hebben van hoogtevrees). Hoe dan ook, vanaf de overzijde van de kloof is het uitzicht op de klifwoningen net zo goed spectaculair. Wat het hele verhaal nog intrigerender maakt is dat de Anasazi-indianen die deze woningen bouwden aan het eind van de 13e eeuw vrij plotseling zijn verdwenen. Waarheen en waarom, dat weet niemand. Enter Peter R. de Vries! Ik maak er een geintje van, maar het moet de natte droom zijn van elke historicus om hier de waarheid boven water te krijgen.

San Juan Skyway

Via het begin van de beroemde San Juan Skyway rijden we naar Durango. We zijn nu in Colorado. Het rode woestijnlandschap heeft plaatsgemaakt voor berg-bergen, bedekt met bossen in prachtige herfstkleuren. Het geel van de espen (aspen in het Engels, inderdaad van het plaatsje Aspen) springt er uit. Durango is een sfeervol stadje. Het is een klein beetje een openluchtmuseum, maar absoluut een verademing vergeleken bij ghetto’s als Page en Mexican Hat. Pal langs de camping loopt een historische spoorlijn die stamt uit de tijd dat zilver- en goudmijnen hier het leven bepaalden. Nu rijdt er nog af en toe een stoomtreintje met toeristen naar Silverton. We zouden die trein kunnen nemen, ware het niet dat de camper er niet in past. Dus rijden we de volgende dag zelf van Durango naar Silverton – eveneens een pittoresk Western-stadje. Terwijl we daar van de lunch genieten stroomt de regen met bakken uit de hemel. Dat is geen goed nieuws aangezien we door willen naar Ouray, via de Million Dollar Highway, een onderdeel van de San Juan Skyway dat berucht is vanwege de smalle en bochtige passages langs steile afgronden. We winnen advies in bij een tweetal locals, een vermoedelijke alcoholist en een serveerster die zegt dat ze er eigenlijk nooit komt. Wijze raad is halve daad. Wanneer de regen gestopt is wagen we het er op. Ellen zweet peentjes, en dan rijden we nog aan de bergkant. In Ouray vieren we de succesvolle overtocht met een bezoek aan de hot springs, een aangenaam natuurlijk verwarmd zwembad.

Black Canyon of the Gunnison National Park en Colorado National Monument

Van Ouray rijden we de volgende ochtend naar het Black Canyon of the Gunnison. BC of the G is donker, grillig, steil, en nauw. Dit komt door het grote hoogteverval van de Gunnison River in combinatie met de hardheid van het gesteente. Het ziet er inderdaad heel anders uit dan alles wat we tot nu toe gezien hebben. We rijden een stukje van de route langs de zuidrand, en stappen uit bij het bezoekerscentrum vanwaar we een spectaculair uitzicht hebben in de diepte. Dit park is bij buitenlandse toeristen en zelfs bij Amerikanen nauwelijks bekend. Onterecht, in our humble opinion. Het is zeer zeker een bezoek waard.

’s Middags gaan we door naar Colorado National Monument. Dit is geen trip voor zondagsrijders. De weg slingert door de bergen omhoog, langs een steil ravijn, vaak zonder vangrails. In het dal stroomt in de verte de Colorado River. Boven de kloof zweven roofvogels, waarschijnlijk kalkoengieren. Doordat de route enerzijds lastiger en anderzijds mooier is dan verwacht komen we tijd tekort: we moeten helaas wat uitkijkpunten overslaan om voor het donker op de camping te zijn. Gelukkig is daar nog een plaatsje vrij. Zoals in alle parken is het hier fantastisch geregeld: je doet 10$ in een envelop, en mag vervolgens je camper neerzetten op een van de mooiste plekken ter wereld. Het zijn uiteraard geen luxe-resorts, maar je krijgt er precies wat je nodig hebt: een toilet, stromend water, en voor de liefhebbers een plek om vuur te maken. Meestal staan we op dit soort campings tussen de pensionado’s, maar dit keer treffen we een groep jongeren. Voor de zekerheid zetten we de bus een paar plaatsen verderop. Je weet maar nooit wat er gebeurt als een schoolklas uit Utah – toch het Staphorst van de VS – wordt losgelaten in de vrije natuur. Voor je het weet vliegen de mormonenhormonen je om de oren!

Arches National Park

Scenic Highway 128 brengt ons naar Moab. Voor het eerst tijdens onze vakantie schijnt de zon niet. In Moab vallen er zelfs tropische hoeveelheden regen uit de hemel. Als het heel even droog is doen we een poging om Arches National Park te bezoeken, maar dat is geen succes – met dit weer is alles minder mooi. Na een nachtje slapen straalt de zon weer wel. En wij ook trouwens, want Teun is jarig! Taart, een kaarsje, een strik op je hoofd…wat wil je nog meer als kersverse eenjarige? Teun vermaakt zich overigens prima op deze vakantie. We hebben bewust nauwelijks speelgoed voor hem meegenomen, in de wetenschap dat hij Echte Dingen veel leuker vindt dan speelgoed. Hij kan zich urenlang vermaken met onze knijpkat of met een zakboekje over geologie. Ellen trekt daaruit de conclusie dat Teun de interesses van zijn vader deelt, terwijl ik denk dat hij net zo goed met de make-up doos van zijn moeder zou spelen als zij die zou laten slingeren. (Waarmee ik niet wil beweren dat zijn moeder nooit dingen laat slingeren, hooguit dat ze geen make-up doos heeft.) Wat het reizen voor Teun ook leuk maakt is dat hij volop aandacht krijgt van medereizigers. Of hij nou keizerlijk in zijn autostoeltje zit, of in de rugdrager, of in het babybedje dat we op de camping of langs de weg als outdoor-box gebruiken, Teun kan altijd rekenen op positieve feedback van de Amerikanen.
“Look who’s smiling!”
“Someone’s happy there!”
“What a cutie!”
Meerdere malen wordt Teun een “born traveller” genoemd en dat heeft ‘ie dan weer van zijn moeder, volgens zijn vader.

’s Middags bezoeken we alsnog Arches. Dit park ontleent zijn naam aan ruim tweeduizend natuurlijke bogen die op een paar honderd vierkante kilometer te vinden zijn. De bogen ontstaan en vergaan door de aeonenlange werking van ijs en water. Gemiddeld genomen gaat dat natuurlijk tergend langzaam, maar als je geluk (of pech) hebt kan je getuige zijn van het instorten van zo’n boog – zoals een filmpje in het bezoekerscentrum laat zien. In onze nabijheid houden de bogen zich koest. Maar toch: de gedachte dat ze zomaar in kunnen storten zorgt voor een zekere spanning(sboog) (yeah) tijdens je bezoek. Misschien is dat de reden dat hier zoveel bezoekers komen. Allemaal thrillseekers.

Als je deze regio bezoekt dan is het een aardig idee om een boek van Edward Abbey te lezen. In “Desert Solitaire: A Season in the Wilderniss” (1968) beschreef hij een seizoen als ranger in Arches, tussen de ratelslangen, in winterse kou en zomerse hitte. Het boek gaat ook over ons. Abbey wond zich op over mensen die gemotoriseerd de Nationale Parken bezoeken – en de bureaucraten die het faciliteren door wegen aan te laten leggen – en hij bedacht hiervoor de term “industrial tourism”. Het is wel ironisch dat zijn boekjes een hit zijn in de lokale boekwinkels en bezoekerscentra dankzij diezelfde industrial tourists. Dat heeft iets Youp van ´t Hek-kigs.

Hoe je ook denkt over het beleid van de National Park Service, je krijgt als bezoeker waar voor je geld. Voor 80 dollar hebben we een gezinspas waarmee we een jaar lang alle Nationale Parken in de US kunnen bezoeken. Bij de ingang van elk park krijgen we een informatiepakketje uitgereikt, elk park heeft een mooi opgezet bezoekerscentrum, en zoals ik al schreef kan je op veel plekken tegen een bescheiden extra vergoeding kamperen. Een goede deal! Het hele idee van een Nationaal Park is trouwens een Amerikaanse uitvinding; zij hadden de primeur met Yellowstone NP in 1872.

Canyonlands National Park

We blijven nog een nacht in Moab en rijden dan door naar Canyonlands NP. Dit park wordt vaak in een adem genoemd met Arches. Het is echter een stuk ongerepter. Canyonlands bestaat uit drie delen gescheiden door de Colorado River en de Green River (een zijtak van de Colorado). Wat hier aan wegen is aangelegd, is voor een deel te danken aan de uranium rush in de jaren vijftig. Het enige begaanbare gebied voor gewone stervelingen als wij is The Island in the Sky. In feite is het een tafelberg begrensd door de twee rivieren. Het landschap hier is prachtig, het heeft wel wat weg van een gesneden taart. We waren van plan te overnachten in het nabijgelegen Dead Horse Point State Park, maar er is geen plek. Dan maar weer terug naar Moab – nee toch niet: een paar kilometer verderop treffen we het allerlaatste plekje op Horsethief Campground. Alweer een stukje paradijs onder de sterren. En dat voor een paar dollar – we blijven toch Hollanders.

Die sterren doen het trouwens goed deze vakantie. Door de schaarse bebouwing en het heldere weer heb je in dit gebied vaak een fantastisch uitzicht op het firmament. Dat zicht wordt beschouwd als een onderdeel van de Nationale Parken dat – net als de levende natuur en cultuur – beschermd dient te worden, door het tegengaan van lichtvervuiling. Hoog tijd om onze kennis van de sterren bij te spijkeren. Ik heb weliswaar ooit een college astrofysica gevolgd, maar qua identificeren van sterrenbeelden ben ik nooit verder gekomen dan het steelpannetje. Daarom hebben we in Zion een sterrenschijf gekocht en Ellen heeft haar geek (nee, ik ben geen nerd) een uitgebreide almanak cadeau gedaan. Op Horsethief Campground kunnen we onze tools in de praktijk brengen. Het is kraakhelder en er is nauwelijks strooilicht.
“Wat staat Venus er mooi bij he!” roept een voorbijganger met wie we een praatje maken.
“Nou!” antwoord ik. Ik stond net op het punt om indruk te gaan maken mijn nieuwe sterrenschijf maar die laat ik nog even in mijn broekzak zitten. Ik ben nog lang niet bij de planeten.

Natural Bridges National Monument en Goblin Valley State Park

Via het sympathieke Anasazi State Park in Blanding toeren we de volgende dag naar Natural Bridges National Monument. Bridges zijn als Arches maar dan anders: ze zijn gevormd door stromend water in plaats van door uitzettend ijs. Dit park ligt wat minder op de gebaande paden van reizigers. Desondanks hebben we wederom maar net het laatste plekje te pakken op de camping. Het aantrekkelijke idee dat je met een RV de volledige vrijheid hebt over waar je overnacht is ietwat geïdealiseerd. Ach ja. Zolang we maar niet onder een brug hoeven te slapen. We stoppen Teunlief in de rugdrager en wandelen naar Owachomo Bridge. Onderweg komen we een enkele wandelaar tegen maar bij de Bridge zijn wij de enigen. We staan er he-le-maal alleen. Ook dat onderscheidt een Bridge van een Arch. Magnifiek!

’s Ochtends vervolgen we onze reis via Utah State Route 95, een mooie trip langs onder meer Hite. Ik schrijf onder meer, want Hite ligt sinds de voltooiing van de Glen Canyon dam op de bodem van Lake Powell. We rijden verder naar Goblin Valley State Park. Daar staan in de woestijn duizenden paddenstoelachtige rotsen te wachten om bij zonsondergang gefotografeerd te worden door mijn lieftallige echtgenote. Je mag ertussendoor lopen, dus dat doen we. Terwijl Ellen plaatjes schiet, loop ik met onze slapende Teun in de rugdrager te mijmeren over de vraag of hier beren zitten – totdat zoonlief met een luide snurk de stilte breekt en mij de stuipen op het lijf jaagt. Dat kunstje flikt ‘ie me telkens weer. We overnachten op de Goblin Valley State Park camping. Heel woestijn, en toch heel goede douches.

Capitol Reef National Park

De volgende stop: Capitol Reef National Park. Capitol Reef is een lange blootgelegde plooi in de aardkorst die in vroeger tijden een groot obstakel vormde voor lieden die van oost naar west wilden reizen – vandaar het woord “reef”. Mormonen zochten dit onherbergzame gebied op om nederzettingen zoals Fruita te stichten. Helaas is in Fruita geen kampeerplekje meer te vinden, dus we moeten uitwijken naar een RV park in “Malfunction Junction”. Dat laatste klinkt erger dan het is, als je het tenminste niet erg vindt om op een campground te staan met WiFi en, jawel, ANWB-korting. Typisch ANWB-publiek op de camping: een grandma van 87, net als haar man een fervent autoliefhebber. Twaalf jaar geleden ging ze nog met de motor op stap en aan het eind van de vakantie gaat ze traditiegetrouw een paar dagen gokken in Vegas. “I’m proud of you!” zegt ze tegen Ellen, die zojuist onder haar goedkeurende blik (en mijn deskundige begeleiding!) heeft ingeparkeerd. Deze dame is misschien wat extreem maar de oudere reiziger is in het algemeen ruimschoots vertegenwoordigd onder onze medekampeerders. ’s Middags in het park horen we een Ranger quasi-serieus mopperen dat er elke dag weer duizend babyboomers met pensioen gaan, en dat ze allemaal een RV kopen, en allemaal naar Capitol Reef NP willen…

En het zijn natuurlijk niet de kleinste vehikels waar de Amerikanen in rondrijden. RV’s zijn vaak zo lang als een touringcarbus. Caravans zie je hier ook, maar dan zelden van het type zoals we die in Europa kennen; het zijn bijna altijd trailers voor achter een pick-up truck. De meest extreme combinatie op de weg zag ik in Ouray: een pick-up truck met een quad in de laadbak, een grote caravan erachter, en daarachter nog een grote aanhanger van het type boedelbak. Aan de andere kant van het spectrum zien we soms extreem kleine “Teardrop” caravans staan – nauwelijks meer dan een aanhangwagentje waarin je je bagage kan opslaan en waarin je kan slapen (maar wellicht niet tegelijkertijd).

Bryce Canyon National Park

Van Capitol Reef zetten we koers richting Bryce Canyon, het laatste grote park op ons programma. Onderweg dompelen we ons onder in Calf Creek en maken we een pitstop in het piepkleine Boulder (niet te verwarren met de gelijknamige stad in Colorado) waarvoor wij overigens een lichte hippie-waarschuwing uitvaardigen. Ons bezoek aan Bryce begint spectaculair: met een moord! Een eekhoorntje op de weg ziet onze camper naderen maar verzuimt daaruit zijn conclusies te trekken. Shit happens. Even slikken en weer doorgaan. The show must go on.

Op de North Campground hebben we wederom het laatste plekje te pakken. Het begint een thema te worden. We nemen dus maar voor lief dat de camper, zelfs met gebruik van stelblokjes, zo scheef staat als de toren van Pisa. We hebben onszelf in de afgelopen weken getraind in het niet-helemaal-waterpas slapen en dit wordt de grote climax. Maar eerst gaan we een blik op de kloof werpen. In Bryce rijdt een gratis shuttlebus, net als in Zion. We laten ons met Teun en de wandelwagen naar Bryce Point rijden. De chauffeur geeft onderweg tekst en uitleg. Hij vertelt over de Ponderosa Tree, waarvan de bast ruikt naar vanille, nouja: “Some say it’s butterscotch but I think it’s vanilla”. Eerder had een Amerikaanse toerist ons in Mesa Verde al gewezen op deze boom, met ongeveer dezelfde tekst: “Some say it’s vanilla but I really think it is butterscotch”. Ik heb de proef op de som genomen en schaar mij vol overtuiging in het butterscotchkamp.

Typerend voor Bryce zijn de “hoodoos”, spitse kalksteenformaties op de bodem van de kloof. Aan de rand van de kloof heb je een prachtig uitzicht op deze hoodoos. Vanaf Bryce Point volgen we de “rim walk” in de richting van Inspiration Point, met Teun in de buggy. Een parkmedewerker had ons verzekerd dat dat prima te doen is. Het is een mild glooiend pad met was losse bedekking, inderdaad niets moeilijks als je alleen loopt. Echter, als je onverhoopt uitglijdt, en dan de wandelwagen uit je handen laat schieten, met het ravijn aan je zijde… Toch wat zenuwachtig geworden verlaten we bij de eerste ontsnappingsmogelijkheid het pad. De volgende dag gaan we voor de zonsopkomst naar Bryce Point. We hijsen onze zoon in een berenpak dat we in Colorado gekocht hebben. Terwijl Ellen met de camera op scherp het ultieme fotomoment afwacht, wordt Teun bedolven onder de aandacht van een groep Chinese toeristen. Nadat zowel de zonsopkomst als Teun uitvoerig op de foto zijn gezet, parkeren we de camper bij Sunset Point. Van daar gaan we de Navajo Loop Trail wandelen. Dit pad loopt naar beneden de kloof in, tussen de hoodoos door, en vervolgens weer terug omhoog. Ellen heeft veruit de sterkste zenuwen op smalle bergpaadjes en neemt Teun op haar rug. Ik heb het de eerste vijftig meter zelf geprobeerd maar heb Ellen daarna gesmeekt om het over te nemen. Ellen dwingt mij om dit te vermelden. Ik laat me normaal nooit dwingen om dingen te schrijven maar in dit geval maak ik een uitzondering. Het was namelijk best een zware klim. Hoe dan ook, we zijn het erover eens dat het een prachtige route is die absoluut de moeite van het lopen waard is.

Valley of the Fire State Park

Onze laatste bestemming voor Vegas is de Valley of the Fire. Onderweg stoppen we in het noordelijke deel van Zion NP voor een kleine maar fijne wandeling in Kolob Canyon. De weg van Kolob naar Valley of the Fire voert door een troosteloze woestenij. Als dit park ons niet was aangeraden waren we snel doorgereden. Vlak voor de ingang moeten we stoppen voor wegwerkzaamheden. We raken aan de praat met de dame die het stopbordje hanteert; ze heet Nelly van Galen en heeft Nederlandse voorouders. Ze vertelt ons dat ze haar baantje dankt aan de crisis: de Amerikaanse overheid investeert massaal in wegenbouw om de economie te stimuleren.

Het Valley of the Fire State Park is inderdaad prachtig. Het woord Fire in de naam verwijst naar de kleur van de rotsen in het zonlicht, maar het zou net zo goed over de hitte kunnen gaan. As we speak is de temperatuur opgelopen tot 103 Fahrenheit, dat is bijna 40 graden Celcius. ’s Zomers komt daar nog een graad of 10 bij op! Het bezoekerscentrum zuigt ons als eerste naar binnen, alleen al vanwege de airco. We scheppen er genoegen in om Teun plaatjes te laten zien van de meest wilde beesten, met als climax een dinosaurus met een afschrikwekkende bek vol tanden. Teun’s reactie is telkens hetzelfde: hij kijkt even naar het plaatje, kijkt vervolgens naar ons, en laat dan een kort Beavis & Butthead lachje horen: “Huh huh”.

We rijden het park rond met de camper. Om beurten lopen Ellen en ik het korte wandelpad naar Mouse’s Tank. Dat is een natuurlijke schuilplek in de rotsen vernoemd naar een legendarische 19e eeuwse Paiute Indiaan. De man had een alcohol- en moordprobleem, en verschanste zich hier in de woestijn. Het pad naar Mouse’s Tank voert door een box canyon, zeg maar een doodlopende kloof. De wanden zijn bedekt met prehistorische rotstekeningen (petroglyfen). Terwijl ik er loop moet ik onwillekeurig denken aan een flash flood. Dit lijkt me nou typisch zo’n plek waar ze je daarvoor waarschuwen. Eén regenbui en je wordt in een oogwenk weggeblazen door het wassende water. Of het hier een reëel gevaar is weet ik niet, maar instinctief ga ik op zoek naar vluchtroutes. Ik verbeeld me hoe ik in een fractie van een seconde een vijf meter hoge rots opklauter. In het diepst van mijn gedachten blijk ik een stuntman te zijn. Op een gegeven moment is duidelijk dat het onheil niet meer gaat gebeuren, maar het goede gevoel over mijn virtuele vlucht blijft. Ideaal.

De camping in Valley of the Fire heeft net als die in Goblin Valley een onvervalste woestijnuitstraling. Desondanks hangt er een familieuze sfeer. Hardverscheurend babygekrijs echoot de hele avond over de camping. Zoiets zou onze zoon nooit doen, Teun brabbelt alleen maar. “Atlatl atlatl atlatl atlatl. Atlatl atlatl atlatl atlatl. Atlatl atlatl atlatl atlatl. Atlatl atlatl atlatl atlatl.” Hij doelt daarmee op Atlatl Rock, de bekendste rots in Valley of the Fire, door ons wegens onuitspreekbaarheid overgeslagen. We doen Teun in het miniopblaasbadje (een supertip voor reizigers-met-kinderen). ’s Nachts blijft het nog lang warm op de camping. Er dreigt onweer en de wind zwelt aan tot onheilspellende proporties. We onderdrukken onze zorgen door te denken aan het trio tegenover ons, dat probeert te overnachten in een zelfgebreide tent.

En dan is onze vakantie bijna voorbij. ’s Morgens ruimen we de camper op. We schenken onze niet-gebruikte voedingswaren aan de vermoeid ogende overburen en rijden terug naar Las Vegas. Eerst moeten we de bus inleveren in zo origineel mogelijke staat. Dat is geen sine cure want we hebben een halve rol hansaplast geïnvesteerd om de camper bij elkaar te houden. Een klapperend bovenkastje, een rammelend gasfornuis, een losse rubberstrip aan de buitenkant, een losgeslagen dakluikje, een lekkende grijswatertank… Het lijkt de heren van Cheapa Campa niet al te veel te deren. En voor de prijs van een Cheapa Camper gaan wij niet zeuren over een rolletje pleister. Wel moet Ellen twee keer terug naar het benzinestation waar we hadden afgetankt. Een keer om echt af te tanken (de benzinepeilmeter werkte ook niet), en nog een keer om de tankdop op te halen.

We nemen de taxi naar het Alexis Park Resort Hotel. Anders dan het Excalibur ligt dit hotel een paar blokken van The Strip verwijderd. De prijs-kwaliteit verhouding is daardoor een stuk gunstiger. Even dreigt er teleurstelling als we horen dat het zwembad gesloten is, maar het blijkt alleen om het eerste van de drie zwembaden te gaan. ’s Avonds lopen we nog een laatste rondje langs The Strip. En dan gaan we slapen.

De vlucht terug naar Brussel verloopt iets onrustiger dan de heenreis. Zoonlief komt qua decibellen weliswaar niet boven de gebruikelijke vliegruis uit (want nogmaals, zo is onze zoon niet), maar slapen, ho maar. Mama baalt en papa steekt zijn hoofd in een brochure van The Sky Mall. Tell Sell tijden herleven bij US Airways! Hierbij mijn persoonlijke top drie van Mooiste Miskopen-in-spe:
Op drie: The Marshmallow Shooter.
Op twee: The Remote Controlled Tarantula.
En op één….: The Million Germ Eliminating Travel Toothbrush Sanitizer!
Er staat onverwacht toch een product tussen dat we serieus overwegen te bestellen: een wandbedekkende overschrijfbare wereldkaart. Leuk voor ons en straks ook leuk voor Teun, alleen past hij helaas net niet op onze keukenmuur.

Category: Amerika met kinderenReisverhalenReisverhalen Amerika met kinderenReisverhalen met kinderen buiten EuropaVerenigde Staten met kinderen reisverhaal

Tags:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

error: (c) metdekinderenopreis.nl